Veel mensen die overleden aan een aandoening die meestal gepaard gaat met een mogelijke behoefte aan palliatieve zorg, kregen herhaalrecepten voor medicatie die dan niet meer passend is, zoals cholesterolverlagers of vitamine D. Ook medicatie met twijfelachtige klinische waarde, zoals hartglycosiden of maagzuurremmers, werd nog vaak voorgeschreven.
Voorschriften van huisartsen
Het onderzoek keek naar huisartsvoorschriften van ruim zevenduizend mensen die in 2023 overleden aan aandoeningen met een chronisch of progressief ziektebeloop. Daarbij zijn vier kwaliteitsindicatoren gemeten; het voorschrijven van, opioïden, laxeermiddelen bij opioïden, niet-passende medicatie en medicatie met twijfelachtige klinische waarde. Deze indicatoren zijn ook in 2017 en 2021 gemeten.
Minder herhaalrecepten niet-passende en twijfelachtige medicatie
Het aandeel herhaalrecepten voor niet-passende medicatie daalde van 70 procent in 2017 naar 63 procent in 2023. Voor medicatie met twijfelachtige waarde, waarvan de geschiktheid per persoon moet worden afgewogen, daalde dit van 79 naar 75 procent. Deze middelen waren eerder in het ziekteproces mogelijk zinvol, maar richting het levenseinde hebben ze vaak geen meerwaarde meer. De daling wijst mogelijk op meer bewustwording, maar verdere verbetering blijft gewenst.
Opioïdenvoorschriften toegenomen
In 2023 kreeg 57 procent van de mensen opioïden voorgeschreven, belangrijk voor pijnbestrijding aan het levenseinde. Dat is meer dan in 2021 en vergelijkbaar met 2017. Bij 35 procent werd geen laxeermiddel voorgeschreven, terwijl dat volgens richtlijnen standaard zou moeten vanwege het risico op obstipatie. Dit is vergelijkbaar met 2017 en 2021.
