Veel Nederlanders kampen tegelijkertijd met fysieke, psychische en sociale problemen. Zij hebben vaak hulp nodig van meerdere professionals uit verschillende organisaties. In de praktijk blijkt die samenwerking lastig, waardoor de zorg voor de meest kwetsbaren onder druk komt. Dat blijkt uit het promotieonderzoek Good Health For All van Fia van Heteren, dat zij op 2 december 2025 verdedigt aan de Universiteit Leiden. Haar onderzoek laat zien hoe uitvoerend professionals in het sociaal domein en de (geestelijke) gezondheidszorg samenwerken met collega’s én met cliënten, en welke factoren dit versterken of juist belemmeren.
Geen vanzelfsprekendheid
Van Heteren voerde etnografische observaties uit en interviews met professionals in de (mentale) gezondheidszorg en het sociaal domein. Haar conclusie: samenwerken is geen vanzelfsprekendheid, zeker niet in zogenoemde fluïde teams. Dat zijn teams met een wisselende samenstelling en grote onderlinge verschillen. In zulke teams draait samenwerking vooral om kwetsbare, persoonlijke relaties en improvisatie. Omdat vaste structuren ontbreken, moeten professionals steeds opnieuw geschikte partners vinden. Dat kost tijd en zorgt voor spanning.
De beleidsconsequentie is duidelijk: als het Aanvullend Zorg- en Welzijnsakkoord (AZWA) betere samenwerking tussen het medische en sociale domein wil, moet leren samenwerken in fluïde praktijksituaties expliciet onderdeel worden van het akkoord. Zonder dagelijkse samenwerking in de praktijk van uitvoerend professionals blijft AZWA een papieren ambitie.
Status
Het onderzoek richt zich ook op de relatie tussen professionals en cliënten. Van Heteren interviewde vijftien huisartsen en ontdekte dat deze vaak onbewust verschillende keuzes maken op basis van de sociaaleconomische status (SES) van de persoon die ze voor zich hebben. Het onderzoek toont niet alleen dát dit gebeurt, maar ook hoe.
Zo wegen artsen mee in hoeverre het behoud van stabiliteit en status voor een patiënt belangrijk is. Ook reageren huisartsen op hun inschatting van de sociale afstand tussen hen en de patiënt. Die inschatting fungeert als referentiepunt bij het willen helpen. Tot slot bepaalt de inschatting die artsen maken van het opleidingsniveau en het drukke leven van de patiënt voor hen in hoeverre behandelplannen samen worden opgesteld.
Rechtvaardige zorg
Deze inzichten maken duidelijk dat zowel interprofessionele samenwerking als de manier waarop professionals cliënten inschatten cruciaal is voor toegankelijke en rechtvaardige zorg.
Van Heteren beargumenteert dan ook dat zorgprofessionals beter moeten worden voorbereid op domeinoverschrijdende samenwerking in fluïde teams en variabele contexten. Dat vraagt om opleidingen waarin zij leren omgaan met patiënten met complexe problemen én leren reflecteren op hun eigen gedrag.
Public Health & Eerstelijnsgeneeskunde Fia van Heteren promoveert op 2 december 2025 op het proefschrift ‘Good Health For All: An Ethnographic Study of Frontline Professionals in General and Mental Healthcare and Social Welfare’ aan de Universiteit Leiden.

Goed thema voor onderzoek. Vaak wordt veel te gemakkelijk „samenwerken“ als oplossing genoemd. Immers er zijn tekorten ( ook in uren beschikbaarheid) aan verpleegkundigen ( o.a.transferverpleegkundigen,sociaal verpleegkundigen, verpleegkundigen, in de wijk, wijkverpleegkundigen, spv, ) en bij welzijnswerkers ( oa bij gemeenten, maatschappelijk werk, voogdij, geestelijke verzorging, ) en bij familiezorgers en mantelzorgers , toch?
En een „cliënt“ sluit IN de zorg een zorgovereenkomst met erkende hulpverleners op dit terrein ( WGBO wordt na overeenkomst „patiënt“ genoemd ), die primair bepalend is op dit individueel niveau, toch? Nationale overeenkomsten staan wel heel ver af van deze inhoudelijke individu gerichte praktijk.