Huisartsen in Twente die voor hun patiënten met oogheelkundige problemen advies inwinnen bij de optometrist, hoeven veel minder patiënten door te verwijzen naar het ziekenhuis. De huisartsen kunnen zo’n 80 procent van de minder complexe gevallen met hulp van de optometrist zelf behandelen. De nieuwe werkwijze heeft ertoe geleid dat patiënten tot drie maanden sneller worden geholpen en er minder doorverwijzingen naar oogartsen in het ziekenhuis nodig zijn.
De optometrist onderzoekt en beoordeelt de oogklachten en bepaalt vervolgens of verder onderzoek en/of behandeling door de oogarts nodig is. Hierover wordt dan een advies uitgebracht aan de huisarts, die hoofdbehandelaar is. Meer dan tweeduizend patiënten zijn inmiddels doorverwezen naar deze anderhalvelijnszorg. Van die patiënten werden er 417 alsnog door de huisarts verwezen naar de oogarts. Dat zijn veel minder patiënten dan van te voren was verwacht.
“We zijn meer dan tevreden met dit resultaat”, zegt Eric Veldboer, regiomanager zorginkoop bij Menzis. “We hadden er rekening mee gehouden dat 50 tot 60 procent van de geselecteerde patiënten zou worden doorgestuurd naar het ziekenhuis en dit is slechts 20 procent. Als deze ontwikkeling zich verder doorzet heb ik er vertrouwen in dat we de wachtlijsten voor oogheelkunde in beide Twentse ziekenhuizen op termijn nog korter kunnen maken.”
Proef
Het betrof in eerste instantie een proef in Haaksbergen en Noord-Oost-Twente. Die bleek succesvol, waarna is besloten om alle Twentse huisartsen toegang te geven tot deze nieuwe manier van werken. Hiertoe zijn afspraken gemaakt tussen aangesloten optometristen, oogartsen, zorgverzekeraar Menzis, Twentse Huisartsen Onderneming Oost Nederland (THOON) en Federatie Eerstelijnzorg Almelo en omstreken (FEA).