Ziekenhuizen zijn sinds de invoering van de stelselwijziging ruim tien jaar geleden steeds voorzichtiger geworden met investeringen. Maakten de ziekenhuizen in 2007 samen nog zo’n 2,7 miljard euro vrij voor investeringen, in 2014 was dit bedrag terug gelopen tot 2 miljard euro.
Dat constateert adviesbureau AT Osborne in een kwantitatieve analyse van de belangrijkste financiële en organisatorische trends in de sector. Deze analyse is onderdeel van het Brancherapport ‘Transitie in zorg & infrastructuur’. Naast de kwantitatieve analyses bestaat dit rapport uit interviews met zo’n dertig bestuurders en experts uit het veld.
De dalende investeringscurve mag opvallend heten, omdat de ziekenhuizen de afgelopen jaren een gezonde, zij het gelimiteerde groei hebben doorgemaakt, aldus AT Osborne. De kostengroei in de ziekenhuiszorg houdt al sinds 2010 gelijke tred met de groei van het Bruto Binnenlands Product (BBP). De beperkte kostengroei in de zorg wordt veelal toegeschreven aan de hoofdlijnenakkoorden die de vorige minister van VWS Edith Schippers sinds 2012 met de sector sloot. Maar volgens AT Osborne was er ook in de jaren 2010 en 2011 sprake van een gelimiteerde groei; een groei bovendien onder het niveau van de daarop volgende jaren van hoofdlijnenakkoorden.
Volgens Theofiel Jetten, managing consultant van AT Osborne en oud-financieel directeur van Gelre Ziekenhuizen, leert deze analyse dat het beeld van de ziekenhuissector als financiële veelvraat mag worden bijgesteld. “Het voelt misschien contra-intuïtief, maar de ziekenhuissector groeit niet harder dan het bruto nationaal product.”
Overwegend goede cijfers
Ook op andere punten laat de sector meerjarig overwegend goede cijfers zien, constateert AT Osborne, dat zich daarbij onder meer baseert op cijfers van accountantsbureau BDO. Zo is de solvabiliteit tussen 2011 en 2017 gegroeid van 14 procent naar bijna 24 procent, ruim boven de norm. Ook het weerstandsvermogen is flink gegroeid: van 14,2 procent naar 21,6 procent, ruim anderhalve punt boven de norm. Bovendien is de verhouding tussen schuld en bedrijfsresultaat verder gedaald. Punt van zorg is de rendementsontwikkeling. Dit rendement is met zestiende punt gezakt tot 1,3 procent, maar zit nog altijd dicht tegen de gewenste 1,5 procent aan.
Dit alles betekent volgens Jetten niet dat het beleid van financiële soberheid zoals dat door het vorige kabinet gevoerd is, onterecht is geweest. “Het is niet vanzelf gegaan. En hoewel de sector als geheel gezond is, hebben ziekenhuizen moeite om het financieel voor elkaar te boksen.”
Geen excuus
De soms beperkte financiële kaders mogen wat AT Osborne Gezondheidszorg betreft voor de ziekenhuizen echter geen excuus zijn om niet in beweging moeten komen. Vanzelfsprekendheid in de zin van vaste inkomsten, gegarandeerde patiëntenstromen en dubbel gedekte nieuwbouwplannen, behoort voorgoed tot het verleden. Vragen op het vlak van huisvesting en vastgoed worden dringender en complexer door de veranderingen in het zorglandschap, leidend tot een andere benutting van de bestaande infrastructuur. Ziekenhuizen zullen dan ook actief moeten inspelen op deze transitie. Dit betekent meer aandacht voor vermogensbeheer, in nauwe samenhang met intensieve regionale samenwerking en bijbehorende portfoliokeuzes.
“Netwerkmanagement is daarbij nodig om de juiste zorg op de juiste plaats, zinnig en zuinig, te kunnen realiseren”, aldus AT Osborne op de bij het Brancherapport horende informatiekaart. “Centrale vraag is hoe deze netwerken effectief en efficiënt te laten functioneren.” Dit betekent weer keuzes over verdeling van het behandelaanbod en het noodzakelijke vastgoed. Veerkracht is daarbij volgens AT Osborne cruciaal, want succesvol opereren binnen het huidige stelsel is geen kwestie van “een eenmalige verhuizing”, maar een zaak van permanent adaptief vermogen.