Alternatieve zorgverleners krijgen te maken met strengere, uniforme opleidingseisen. De zorgverzekeraars willen daarmee de kwaliteit en veiligheid beter waarborgen.
Voor alternatieve zorgverleners bestaan tot nu toe geen gezamenlijke opleidingseisen. Ook de overheid houdt hier geen toezicht op. Voor zorgverzekeraars Achmea, VGZ, CZ, Menzis en ONVZ reden om nu het voortouw te nemen bij het opstellen en invoeren van landelijke opleidingseisen. Deze moeten de kwaliteit en patiëntveiligheid van de alternatieve zorg verbeteren. De verzekeraars willen met name dat alternatieve zorgverleners voldoende toegerust zijn om tijdig en adequaat door te verwijzen naar reguliere, BIG-geregistreerde zorgverleners.
Doorverwijzen
Aanbieders van alternatieve of complementaire zorg komen straks alleen voor vergoeding door de zorgverzekeraars in aanmerking als zij beschikken over algemene basiskennis op medisch en psychosociaal gebied, en daarnaast over uitgebreidere kennis op minstens één van deze twee gebieden. De beoogde eindtermen zijn op minimaal HBO-niveau. De meeste van de zorgverzekeraars gaan deze opleidingsnormen naar verwachting overnemen, zo stelt Zorgverzekeraars Nederland (ZN).
Aanvullend
Elke zorgverzekeraar bepaalt zelf de datum waarop zorgaanbieders aan de nieuwe opleidingseisen moeten voldoen, met 1 januari 2017 als uiterste deadline. De opleidingseisen zijn opgesteld door Platform Onderwijs, Opleiding en Organisatie (PLATO) van de Universiteit Leiden. Het Centrum Post Initieel Onderwijs Nederland (CPION) gaat de basisopleidingen in de alternatieve zorg toetsen aan deze opleidingseisen, en al dan niet accrediteren. Naast deze basiskennis kunnen de zorgverzekeraars nog wel aanvullende eisen stellen.
Alternatieve zorg maakt geen deel uit van het basispakket. Vergoedingen hiervoor vallen onder de aanvullende verzekeringen.