De Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) heeft Charim op de vingers getikt omdat de zorggroep eerder dit jaar de sfeer van angst en intimidatie niet heeft gemeld. Dat blijkt uit antwoorden van staatssecretaris Van Rijn op Kamervragen over de kwestie.
Blijkens de brief heeft de IGZ Charim-bestuurder Henk Prins in maart 2016 tijdens een bestuursgesprek aangesproken op het feit dat hij de sfeer van angst en intimidatie eerder dit jaar niet heeft gemeld bij de IGZ. In algemene zin noemt staatssecretaris Van Rijn van Volksgezondheid noemt de door medewerkers gevoelde sociale onveiligheid ‘onwenselijk’.
Eerder constateerde onderzoeksbureau Basis & Beleid al dat het schortte aan de communicatie: beleidswijzigingen werden niet of laat, zonder informatie, gecommuniceerd. Zorgverleners wisten daardoor niet altijd wat hun taken en bevoegdheden waren. Volgens Van Rijn is de veiligheid van cliënten van Charim niet in gevaar geweest.
De organisatie zelf houdt tegenover van Rijn staande dat de angstcultur is terug te voeren op “herkenbare en begrijpelijke emoties die gepaard gaan met een reorganisatie, waaronder teleurstellingen, onbegrip en ook veel onzekerheid voor medewerkers”.
Naar eigen zeggen heeft Charim bij het boventallig verklaren van medewerkers de regels van het UWV netjes gevolgd. Daarnaast heeft Charim externe coaching aangeboden als medewerkers dat op prijs stelden.
Verscherpt toezicht
De Inspectie van de Gezondheidszorg houdt Charim al jaren goed in de gaten, na een periode van verscherpt toezicht in 2012. Ze ziet er nu ook op toe dat bestuursvoorzitter Prins en de raad van toezicht met een plan van aanpak komen om de huidige situatie te verbeteren.