Loop de samenwerkingsverbanden waarin u uw organisatie vertegenwoordigd maar eens langs. Vraag u zichzelf dan af bij welke u weleens denkt ‘waar zijn we hier met z’n allen mee bezig’? Schiet de term Poolse landdag weleens door uw hoofd als u aan een samenwerkingsverband denkt? Hoeveel bijeenkomsten van samenwerkingsverbanden staan er voor de komende weken eigenlijk in uw agenda waarvan u vindt dat ze ook geschrapt mogen worden?
Gezamenlijke missie?
Tal van wetenschappelijke studies stellen dat een gezamenlijk gedragen missie of visie een van de belangrijkste determinanten is van een effectief samenwerkingsverband. Weinig studies vertellen u erbij dat het ook een van de meest verraderlijke aspecten van samenwerkingsverbanden is. Het is cruciaal om een gezamenlijke missie te hebben, en stip op de horizon, een raison d’être van het samenwerkingsverband. Zonder gezamenlijke misse kunnen organisaties immers beter elk diens eigen weg gaan. In de praktijk zijn die missies vaak dusdanig idealistisch dat het onmogelijk is om het ermee oneens te zijn.
Stip op de horizon
Regioplannen staan vol met dergelijke ‘stippen op de horizon’. Mooi, zou je denken. Fout, stellen wij. Daar begint juist het probleem. Dergelijke vergezichten zijn namelijk zo abstract dat alle deelnemende organisaties er (deels) een eigen interpretatie of betekenis op na kunnen houden. Wat ís de juiste zorg, laat staan de juiste plek daarvan, voor een specifieke aandoening precies?
Wanneer is zorg hoogwaardig, toegankelijk of betaalbaar (genoeg)? En wie bepaalt dat eigenlijk? Organisaties kunnen daar heel verschillende ideeën over hebben. Zeker wanneer dat consequenties voor bijvoorbeeld patiënten/cliëntenstromen, personeel, vastgoed, financiën of aanzien heeft. Het gevolg is dat we vaak dénken een gezamenlijke purpose te hebben, terwijl in werkelijkheid lang niet alle partijen in dezelfde richtingen trekken, in sommige gevallen zelfs allemaal met de beste bedoeling.
Luchtkasteel
Hoe voorkom je dan dat de missie van het samenwerkingsverband een luchtkasteel wordt? Maak op de eerste plaats de exacte betekenis ervan expliciet. Een oprecht gesprek daarover is cruciaal. Verwacht hier geen snelle consensus, zeker niet wanneer er veel diversiteit aan organisaties deelneemt. Bereikt u die wel snel? Dan is het echte gesprek waarschijnlijk niet gevoerd. Stap twee kan daarbij helpen; vertaal de purpose naar concrete doelen, zo SMART mogelijk.
De missie is waarvoor het samenwerkingsverband überhaupt samenkomt, wat hen bindt. Doelen zijn die dingen ze binnen een bepaalde termijn met elkaar willen bereiken. Denk in de categorie ‘binnen X jaar zijn in regio Y, Z procent minder patiënten/cliënten/opnames/behandelingen uit doelgroep A’. Het zijn de dingen waar organisaties samen naartoe kunnen werken en waar het samenwerkingsverband zichzelf kritisch op zou moet bevragen als het niet lukt.
Doelen zijn dus een concretisering van de gezamenlijke missie. Ook hier geldt dat het hoort te schuren wanneer ze geformuleerd worden. Dit is hét moment waarop de consequenties voor organisatie zichtbaar worden. Organisaties kunnen zich niet meer verschuilen achter een missie in de categorie wereldvrede. Omarm de meningsverschillen en conflicten die in dit proces naar boven komen. Dat is immers het goede gesprek, waarin voor iedereen duidelijk is welke organisaties zich aan een doel kunnen committeren en welke niet.
Maatschappelijk belang voorop
Het maatschappelijke belang is waar het samenwerkingsverband voor aan de lat staat. Maar organisaties hebben ook afzonderlijke belangen, waardoor ze zich niet altijd kunnen of willen committeren aan specifieke doelstellingen. Maak dat bespreekbaar, júíst als het maatschappelijke belang kan bijten met een organisatiebelang.
Zelfs wanneer het dan eindelijk gelukt is om een gezamenlijk gedragen missie te formuleren en die in SMART doelstellingen te operationaliseren, blijkt dat we alsnog in de valkuil zijn getrapt. Laat nou juist de maatschappij, daar waar het om draait, niet meegenomen zijn in deze hele exercitie. Hoewel we zeker goede voorbeelden van inwoner-, burger- of patiëntparticipatie zien in de praktijk, blijft dit vaak de groep met de minste inspraak. Het risico is dat we de dingen goed doen terwijl het niet de goede dingen zijn.
Als we inmiddels weten waar we het over hebben en de juiste missie en doelstelling te pakken hebben, wat dan? Dat bespreken we in de volgende blog.
Door Daan Westra, universitair docent healthcare management aan de vakgroep Health Services Research binnen de Faculteit Health, Medicine and Life Sciences van de Universiteit Maastricht en Robin Peeters, post-doctoraal onderzoeker binnen de Academische Werkplaats Duurzame Zorg, Vakgroep Health Services Research van de Universiteit Maastricht