In hoeveel bijeenkomsten voor komende maand staat de term ‘samenwerkingsverband’ eigenlijk vermeld? Onze gok: niet heel veel. Termen als alliantie, coalitie, federatie, verbond, netwerk, platform, gremium, tafel of genootschap staan er waarschijnlijk wel in. Zomaar een greep uit de lijst met synoniemen die we in de praktijk regelmatig horen. Soms gebruiken we andere termen terwijl we hetzelfde bedoelen. Soms gebruiken we dezelfde termen maar bedoelen we iets heel anders. Stap één van succesvol samenwerken is daarom, weten waar we het over hebben.
De juiste term
Wat is de juiste term en waarom? De wetenschap biedt weinig uitkomst op dit punt. Die is namelijk geen haar beter en gebruikt termen als network, (multi-stakeholder) alliance, (community) coalition, collaborative governance, partnership en meta-organisatie volop door elkaar. In de bestuurskunde wordt al zo’n dertig jaar onderzoek gedaan naar ‘netwerken’. Door de generieke definitie (een netwerk is een verzameling actoren met hun onderlinge relaties) is dat het meest algemene label om toe te passen. Het nadeel daarvan is dat het concept daardoor ook in andere vakgebieden en toepassingen (denk bijvoorbeeld een sociaal netwerk of een IT-netwerk) veel gebruikt wordt.
In het kader van het IZA gaat het veelvuldig over ‘regionetwerk’ en ‘domeinoverstijgend netwerk’. Dat zegt al iets over waar het netwerk zich bevindt (in een specifieke regio) of waar de actoren vandaan komen (uit verschillende sectoren). Patrick Kenis en Bart Cambre gebruiken in hun boek de term ‘organisatienetwerk’, dus wie de actoren in het netwerk zijn. Geen van die labels zegt echter iets over wat die actoren met elkaar doen (de relatie), namelijk samenwerken.
Purpose
In de meest recente inzichten uit de bestuurskunde worden dergelijke netwerken aangeduid als ‘purpose-oriented networks’. Dat zijn netwerken van drie of meer zelfstandige (die dus niet onder dezelfde eigendomsstructuur vallen) organisaties (de actoren) die samenwerken (de relatie) om dingen te bereiken die ze elk afzonderlijk niet voor elkaar kunnen krijgen (hun purpose). ‘Missiegedreven netwerk’ is waarschijnlijk de meest nauwkeurige Nederlandse vertaling, maar dat bekt natuurlijk voor geen meter. De term ‘samenwerkingsverband’ geniet daarom onze voorkeur.
Een cruciaal kenmerk van een samenwerkingsverband (lees: purpose-oriented network) is intentionaliteit. Een specifieke groep organisaties kiest er bewust voor om zich te organiseren en gezamenlijk in te zetten voor een bepaalde missie. Dat resulteert niet alleen in ‘harde’ grenzen (het is duidelijk welke organisaties meedoen en welke niet), maar zorgt vaak ook voor enige zelfidentificatie (denk aan een naam voor het netwerk of een website), aldus bestuurskundigen Nowell en Milward. Daarmee onderscheidt een samenwerkingsverband zich tevens van een andere frequent gebezigde term: een ecosysteem (wat Nowell en Milward als system-oriented network aanduiden). Dat zijn immers emergente (niet bewust georganiseerde) en vaak grotere systemen, waarvan de grenzen moeilijk(er) te bepalen zijn.
Samenwerkingsverband
De naam is duidelijk: purpose-oriented network in het Engels of samenwerkingsverband in het Nederlands. Nu het beestje nog. De vier belangrijkste dimensies van een purpose-oriented network zijn: purpose (de visie, niet geheel verrassend), membership (wie is ‘lid’), joint effort (wat doen de organisaties daadwerkelijk samen) en governance (de manier waarop men zich heeft georganiseerd). U herkent hierin wellicht de klassieke elementen van een ‘normale’ organisatie. Dat klopt. Samenwerkingsverbanden zijn inderdaad een organisatievorm.
Doordat organisaties de leden van deze organisatievorm zijn, in tegenstelling tot individuele werknemers, hebben ze echter een fundamenteel nadeel ten opzichte van ‘normale’ organisaties. Ze beschikken niet over dezelfde mechanismen om taken te verdelen en te coördineren (de basisfunctie van elke organisatie) die ‘normale’ organisaties hebben (denk aan hiërarchie, regels, monitoring en sancties). Dat maakt effectief organiseren ingewikkeld. Kenis en Cambré omschrijven het in hun boek pragmatischer: “We kiezen alleen voor deze vorm van organisatie als andere, meer eenvoudige manieren om iets voor elkaar te krijgen ontoereikend zijn.”
De eerste stap is gezet, tijd om aan de slag te gaan.
Door: Daan Westra, universitair docent healthcare management aan de vakgroep Health Services Research binnen de Faculteit Health, Medicine and Life Sciences van de Universiteit Maastricht en Robin Peeters, post-doctoraal onderzoeker binnen de Academische Werkplaats Duurzame Zorg, Vakgroep Health Services Research van de Universiteit Maastricht