Is het acceptabel dat je in gelijke situaties in Amersfoort wel toegang krijgt tot bepaalde Wmo-voorzieningen en in Heerenveen niet? Over deze vraag heb ik de afgelopen tijd veel wethouders en kandidaat-raadsleden gesproken.
Afhankelijk van de politieke kleur antwoorden ze verschillend hierop. Minister Plasterk zei vorig jaar nog tijdens een VNG congres dat “iedereen zal moeten accepteren dat er verschillen komen tussen gemeenten”. “Want dit is juist een van de redenen dat de decentralisatie is ingezet”, aldus een raadslid uit een middelgrote gemeente, “in vergrijsde gemeenten is een ander aanbod nodig dan in een jeugdige. Als zorg op maat wordt geboden, ontstaan nu eenmaal verschillen.” Maar dat is makkelijk praten. Wat als je dementie hebt en precies in die gemeente woont die geen geld wil steken in dagactiviteiten in groepsverband. Verhuizen? Lang leve de verschillen?
Nieuw credo
Verschil moet mogen. Immers, de bevolking is overal anders, de wensen lopen uiteen en de mogelijkheden zijn divers. Oplossingen die goed zijn in de ene gemeente passen niet in de andere. Dat is de insteek. We denken niet meer in rechten, maar vanuit de kracht van personen. Mensen die zichzelf en anderen in hun omgeving helpen. De focus op doelgroepen wordt losgelaten, het uitgangspunt is de persoon en niet de ziekte. Langer thuis wonen is het nieuwe credo. Behoud van zelfmanagement, participatie, e-health en eigen regie.
Maar neem dementie. Door de aard van de ziekte nemen de mogelijkheden voor eigen regie snel af. Het snel verminderende vermogen en zelfmanagement gaan lastig hand in hand. Natuurlijk is er passende zorg voor wie, met steun van de omgeving, niet meer zelfredzaam is. Maar juist hier wringt de schoen. Want deze passende zorg vereist toch inzicht in de ziekte? En deze passende zorg vereist toch wetenschappelijk en professioneel inzicht in welke hulp wel werkt en welke niet? Veel vraagstukken, gedrag en behoeften worden immers ingegeven en vaak ook verklaard vanuit het ziektebeeld. Is het dan niet een vereiste dat gemeenten de kennis en het inzicht moeten hebben om passende zorg in te kunnen kopen? Ik kan me zo voorstellen dat als zij kennis en inzicht ontbeert, zij niet de juiste zorg inkopen en niet de juiste voorzieningen aanbieden. En dat hierdoor ongewenste verschillen ontstaan….
State of the art
Gelukkig roept iedereen dat de patiënt en zijn mantelzorger centraal staan in deze transitie. Mijn vrees is dat toegankelijkheid tot voorzieningen en kwaliteit van de aangeboden zorg onder druk komen te staan. Onze lokale belangenbehartigers merken nu al in gesprek met gemeenten en zorgkantoren dat er scherpe keuzes gemaakt worden, ten koste van bijvoorbeeld dagbesteding. Onze zorg is dat:
1. iedere gemeente het wiel opnieuw gaat uitvinden
2. kwaliteit ten koste gaat van prijs,
3. door inkoop van prijs-gedreven zorg, mensen alsnog in een later stadium aanspraak doen op duurdere zorg en
4. mensen gedwongen worden te verhuizen omdat de voorzieningen in een andere gemeente beter aansluiten op hun zorgvraag.
Met name over dat laatste punt uiten de gezondheidsfondsen en verschillende patiëntenorganisaties zorgen. Gemeenten zijn autonoom in het maken en uitvoeren van beleid op begeleiding en ondersteuning van de mantelzorger. Maar als we willen voorkomen dat gemeenten contracten afsluiten met voorzieningen, ten koste van de kwaliteit, is het dan niet een morele plicht om wetenschappelijk en professioneel onderbouwde richtlijnen te gebruiken bij de inkoop? Deze kunnen dan gebruikt worden als een richtsnoer voor gemeenten. En als een garantie op kwaliteit die voortbouwt op wat we uit wetenschappelijk onderzoek en jarenlange professionele ervaring weten. Worden regionale verschillen daardoor kleiner? Wellicht, maar patiënten worden in ieder geval ook conform de state of the art geholpen.
Verschillen moeten kunnen totdat…..
Het belangrijke voordeel van de op handen zijnde decentralisaties is dat gemeenten dichtbij hun burgers staan, hun burgers beter kennen. Maar de gemeenten in Nederland verschillen in grootte, financiële positie en bestuurskracht. Bovendien zijn zij autonoom in het maken en uitvoeren van beleid op zorg, werk en ondersteuning. Kan en mag ‘Den Haag’ dan straks nog bij incidenten aan de bel trekken? Grote regionale verschillen kunnen tenslotte een consequentie zijn van loslaten.
De vraag of ‘Den Haag’ dan straks nog bij incidenten aan de bel kan en mag trekken was één van de vragen op woensdag 12 maart in het Grote Zorgdebat. Samenwerkende Gezondheidsfondsen (SGF), waar Alzheimer Nederland lid van is, was mede-organisator van dit debat met veel spelers uit het zorgveld. Hoe zien partijen deze transitie voor zich? Op welke manier denken zij over de borging van kwaliteit van zorgen en toegankelijkheid? Woordvoerders zorg van Tweede Kamerfracties zijn hierover met elkaar in debat getreden over bovengeschetste dilemma’s en hebben voor de camera van Skipr uitgelegd hoe hun partijen hier over denken. Deze interviews worden de komende dagen gepubliceerd.
Hebben we echt iets te kiezen op 19 maart als het om de zorg gaat? En ik hoor graag wat u ervan vindt.
Gea Broekema-Procházka
Directeur Alzheimer Nederland, lid van Samenwerkende Gezondheidsfondsen (SGF)
—
Dit blog maakt onderdeel uit van een reeks blogs die in aanloop naar de gemeenteraadsverkiezingen op 19 maart 2014 geschreven worden door vertegenwoordigers van de organiserende partijen van de zorgdebatreeks. Deze zorgdebatten worden georganiseerd door verenigingen van zorgverleners, zorgaanbieders, zorgverzekeraars en patiënten (GGZ Nederland, ActiZ, KNMP, SGF, NVZ, ZN, GGD Nederland, KNGF, VGN, LHV en V&VN). Op 12 maart vindt in Den Haag een zorgdebat plaats met de woordvoerders van de zes grootste partijen in de Tweede Kamer. De aanmelding voor dit debat is gesloten.
Eerder verschenen al: