Het macrobeheersinstrument (MBI) in de huisartsenzorg in de huidige vorm is een mes waar een huisarts zich altijd aan snijdt. Als het vooraf vastgestelde budget wordt overschreden, kan bij iedere huisarts naar rato deze overschrijding worden teruggehaald. En als het budget niet wordt overschreden, dan wordt het budget voor het daarop volgende jaar hoogstwaarschijnlijk vastgesteld op dit lagere bedrag. Een typisch geval van win-win voor de overheid en lose-lose voor de huisarts.
Ieder jaar stelt de minister van VWS een totaalbudget vast voor de huisartsen- en ketenzorg. Deze budgettaire kaders dienen om de zorgkosten in toom te houden. Om eventuele overschrijdingen van de kaders aan te kunnen pakken, kan gebruik worden gemaakt van een MBI. In het akkoord eerste lijn 2014-2017 zijn afspraken gemaakt over de inzet van een MBI bij overschrijding van het budgettair kader voor de huisartsenzorg. Voor 2015 is op de huisartsen- en ketenzorg reeds een MBI van toepassing. Inmiddels heeft de NZa ook voor 2016 regelgeving gepubliceerd waarmee het instrument over dat jaar van toepassing wordt.
Ultimum remedium
Het MBI is een ‘ultimum remedium’. In principe zal het alleen worden ingezet als overschrijdingen niet op andere wijze kunnen worden voorkomen of geadresseerd. Gedurende het jaar wordt het budgettair kader gemonitord. Als overschrijding plaatsvindt, wordt gekeken of dat verband houdt met ontwikkelingen die – gelet op het beleid – wenselijk zijn. Dat kan betekenen dat een overschrijding wordt geaccepteerd zonder dat uitvoering wordt gegeven aan het MBI, of dat slechts een deel van de overschrijding wordt teruggevorderd.
Dit alles doet er niet aan af dat het MBI fungeert als zwaard van Damocles. Want de minister kan bij overschrijding van het budgettair kader altijd besluiten om het MBI in te zetten. En nu is zelfs gekozen voor een individuele verplichting tot afdracht aan het Zorgverzekeringsfonds in plaats van een korting op de tarieven. Het MBI is bovendien generiek: bij een overschrijding van het budgettair kader wordt een huisarts gekort naar rato van zijn omzet, ongeacht of deze omzet relatief hoog of laag was. Dus ook een huisarts die het goed doet en minder omzet realiseert dan voorgaande jaren is niet gevrijwaard van een korting.
Uitgedeclareerd
In de loop van 2015 zal de minister de prestaties huisarts- en ketenzorg en een (macro) omzetgrens voor 2016 bekend maken. Dit is de grens die gezamenlijke zorgaanbieders in de huisarts- of ketenzorg niet mogen overschrijden. Zodra 2016 uitgedeclareerd is, zal de minister, indien sprake is van een overschrijding van de omzetgrens, bepalen of het MBI wordt ingezet en, zo ja, welk bedrag moet worden terugbetaald.
Het bedrag dat moet worden terugbetaald, wordt als volgt berekend. Bij overschrijding van de macro-omzetgrens wordt gekeken naar het aandeel van iedere huisarts in de totale omzet van alle huisartsen in 2016. De overschrijding wordt vermenigvuldigd met dat percentage en dat bedrag moet afgestort worden in het Zorgverzekeringsfonds. Een voorbeeld ter verduidelijking:
– De door de minister vastgestelde omzetgrens voor huisartsenzorg is 2,5 miljard euro.
– Stel: alle huisartsen hebben in 2016 2,7 miljard euro omzet gerealiseerd, een overschrijding van 200 miljoen euro.
– Stel: huisarts A heeft 250.000 euro omzet gerealiseerd.
– Het aandeel van huisarts A in de totaal gerealiseerde omzet is dan 0,0092593 procent (250.000 euro / 2,7 miljard euro * 100).
– Het door A terug te betalen bedrag is 0,0092593 procent * 200 miljoen euro (overschrijding) is 18.519 euro.
Dat iedere huisarts -of andere zorgaanbieder waarop een MBI van toepassing is- mee moet betalen aan een overschrijding van het budgettair kader zou in de toekomst wel eens kunnen veranderen. De minister speelt met het idee om onderscheid te maken tussen gecontracteerde en ongecontracteerde aanbieders bij de toepassing van het MBI, die dan macrobeheersheffing gaat heten. Gecontracteerde zorgaanbieders moeten volgens de minister gevrijwaard kunnen worden van restitutieplicht.
‘Onbeperkt’ declareren
De redenering is dat gecontracteerde aanbieders vaak al gebonden zijn, terwijl ongecontracteerde aanbieders ‘onbeperkt’ kunnen declareren. De vraag is of de minister op deze wijze artsen min of meer wil dwingen om te contracteren en daarmee het doel van het afgeschoten wijzigingsvoorstel van artikel 13 Zorgverzekeringswet (over de vrije artsenkeuze) alsnog wil bereiken. Voor 2016 zal dat waarschijnlijk nog niet spelen, aangezien het daartoe bestemde voorstel nog niet tot wet is verworden.
Opmerkelijk is verder de neerwaartse spiraal die het gevolg is van het gekozen beleid. Want als het geld niet wordt opgemaakt, stelt de minister het totaalbudget voor het volgende jaar hoogstwaarschijnlijk vast op dit lagere bedrag. De systematiek werkt daarmee op twee manieren kortingen in de hand. Enerzijds omdat een zorgaanbieder die relatief minder omzet realiseert toch gekort wordt, indien er in zijn totaliteit sprake is van een overschrijding. Anderzijds kan een huisarts mogelijk op minder inkomsten rekenen doordat het budget verlaagd wordt als hij minder geld uitgeeft dan begroot, waardoor hij in de toekomst (op basis van die lagere omzetgrens) alsnog gekort wordt.
Karik van Berloo en Lex Geerts
Advocaten bij Eldermans|Geerts