Het aantal patiënten met een hersentumor is de afgelopen twintig jaar iets toegenomen. Tegelijk is ook de overleving licht verbeterd, vooral door nieuwe diagnose- en behandelmogelijkheden.
Een en ander blijkt uit recente gegevens uit de Nederlandse Kankerregistratie (NKR). Met een nieuwe en uitgebreidere registratie biedt IKNL straks nog meer zicht op de complexe zorg voor deze ziekte.
Tussen 1989 en 2010 werden ruim 21 duizend volwassen patiënten gediagnosticeerd met een hersentumor. Deze komen iets vaker voor bij mannen (ruim 12 duizend) dan bij vrouwen (8900) bij een mediane leeftijd van 59 jaar. Naast patiënten met een bekend type hersentumor zijn er ook ruim 4300 cases met een onbekende tumor in de hersenen. Over de breedte genomen neemt de incidentie van hersentumoren licht toe, van 4,9 naar 5,9 per 100 duizend inwoners.
Overleving
De overleving hangt sterk af van de tumorgraad. Van de patiënten met een zogeheten laaggradig glioom is 70 tot 85 procent na twee jaar nog in leven, terwijl dit percentage onder patiënten met een hooggradige tumor 28 tot 52 procent bedraagt. De tweejaarsoverleving van patiënten met de meest kwaadaardige hersentumor, medisch aangeduid als glioblastoom, ligt net onder de 10 procent. Over de jaren neemt de mediane overlevingsduur wel toe, van vijf maanden in 1989 tot negen maanden in 2010. Dit lijkt vooral samen te hangen met de introductie van nieuwe behandelingen, met name de gelijktijdige toediening van medicatie in combinatie met radiotherapie na chirurgie.