De verschillende deelbelangen van zorginstellingen, zorgverzekeraars, CVZ, DBC-onderhoud en NZa frustreren de invoering van innovaties op de zorgmarkt. Dit stelt Roelf van Run, manager Zorg bij Wissenraet van Spaendonck.
Te lange procedures
Maatschappelijke baten raken volgens hem ondergesneeuwd door de stringente kostenfocus die zorgverzekeraars drijven. De medische industrie wordt buitenspel gezet, waardoor cruciale zorgvernieuwingen patiënten niet of niet tijdig bereiken, aldus Van Run. “Innovaties in de medische industrie komen moeizaam bij de patiënt terecht door de korte termijn focus van verzekeraars, de traditionele positie van wetenschappelijke artsenverenigingen en te lange procedures bij de zorgautoriteiten. Tegen de tijd dat een product is goedgekeurd, liggen er al verbeterde versies op de plank.”
Innovatieagenda voor de zorg
Volgens Van Run is het noodzakelijk dat de zorgsector de maatschappelijke baten voorop stelt. “De patiënt moet weer centraal komen te staan. De overheid moet hiertoe een innovatieagenda voor de zorg maken, waarmee hulpmiddelen en technologieën van de industrie sneller de markt kunnen betreden.
Meer experimenteerruimte
Van Run pleit in dit kader voor meer experimenteerruimte voor innovaties, waardoor eerder duidelijkheid over de werking van producten beschikbaar komt. “Er is sneller bewezen data nodig om innovaties goedgekeurd te krijgen. De twee jaar die nodig is om een innovatie in het vergoedingensysteem te brengen, moet worden verkort naar een half jaar. Door de betrokken instanties (zoals NZa, CVZ en DBC-onderhoud) parallel aan elkaar nieuwe hulpmiddelen en technologie te laten beoordelen, kan de termijn aanzienlijk worden verkort”, aldus Van Run.
Hij ziet hierbij een centrale rol weggelegd voor de Regieraad Kwaliteit van Zorg, die in nauwe samenwerking met de zorgpartijen de goedkeuring van innovaties moet gaan stroomlijnen. “Snellere toetreding van innovaties op de markt verbetert de patiëntenzorg, verhoogt de arbeidsproductiviteit en helpt om het tekort aan zorgpersoneel te ondervangen. Dat is pas echt doelmatige zorg.”