Het Nederlands Instituut van Psychologen (NIP) vraagt de ministers Van der Steur (Justitie) en Schippers (VWS) en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) om zo spoedig mogelijk een voorlopige werkregeling in te stellen, om de privacy van de cliënt en het beroepsgeheim van de zorgaanbieders binnen de Jeugdwet te garanderen.
Deze tijdelijke regeling is volgens het NIP noodzakelijk nu het College bescherming persoonsgegevens heeft geconstateerd dat er een lacune in de Jeugdwet zit en voor reparatie een wetswijziging nodig is die tijd vergt. Bovendien krijgt het NIP van psychologen in met name de jeugd-ggz een “verontrustend groot aantal vragen, signalen en meldingen” over de privacy van de cliënt en het beroepsgeheim van de psychologen, in relatie tot de zorgtoewijzing en declaraties onder de Jeugdwet.
Psychologen moeten steeds de privacy van de cliënt waarborgen en voldoen aan het beroepsgeheim. Het NIP is niet tegen controle op rechtmatigheid en doelmatigheid van geleverde zorg. Gemeenten hebben, net als zorgverzekeraars, een plicht deze controle uit te voeren. Maar, stelt de belangenbehartiger, deze controle moet gebonden zijn aan heldere regels en hoeft niet ten koste te gaan van de privacy van de cliënt en het beroepsgeheim van een zorgaanbieder.
Voorwaarden
Wat betreft het NIP is daarbij leidend dat zorgaanbieders geen informatie met de gemeente delen zonder dat aan bepaalde voorwaarden is voldaan. De cliënt moet expliciet toestemming geven voor het uitwisselen van gegevens. Verder mogen zorgaanbieders en gemeenten geen medische informatie uitwisselen en er komt er geen diagnose op de factuur te staan. Er kunnen wel producten worden gedeclareerd zoals generalistische basis-ggz, of specialistische-ggz, maar daarbij moeten de productcodes zo gehanteerd worden dat daaruit niet is af te leiden welke stoornis is gediagnosticeerd of behandeld.
Het NIP acht het noodzakelijk om te komen tot sluitende afspraken om voorlopig een goede Jeugdhulp te waarborgen, zonder schending van privacy en beroepsgeheim. Daarbij gaat de organisatie er vanuit dat voor de gegevensuitwisseling tussen gemeenten en aanbieders gebruik wordt gemaakt van beveiligde verbindingen en systemen.