De bouw van een cardiovasculair centrum (CVC) op het grensoverschrijdende industrieterrein Avantis aan de Duits-Nederlandse grens is van de baan. Dit hebben de raden van bestuur van het Maastricht UMC+ en het Universitätsklinikum Aachen (UKA) 12 januari besloten.
De betrokken partijen vinden de onderneming in het licht van de toenemende financiële druk op de gezondheidszorg in Nederland en Duitsland te risicovol. Dit risico wordt verder vergroot door de onzekerheid rond toekomstige politieke besluitvorming in zowel de Nederlandse als in de Duitse gezondheidszorg. Beide partners achten het op dit moment beter om de eigen stabiliteit veilig te stellen. Met de bouw zou een bedrag van enkele tientallen miljoenen euro gemoeid zijn.
Samenwerking
In plaats een gezamenlijke kliniek kiezen de bestuurders er voor om te investeren in het uitbouwen en intensiveren van de reeds bestaande succesvolle samenwerking tussen de beide universitaire centra. Daartoe behoort ook de ontwikkeling van een alternatief model voor een gemeenschappelijk cardiovasculair center of excellence. Beide partners blijven er naar eigen zeggen van overtuigd dat grensoverschrijdende samenwerking de beste manier is om te reageren op de veranderende behoeften van en ontwikkelingen in de Euregionale gezondheidsmarkt.
Schuldenlast
Het afblazen van de bouw van de hartkliniek is een nieuwe tegenslag voor het grensoverschrijdende bedrijventerrein Avantis. Dagblad De Limburger meldde in november dat het project dreigt te bezwijken onder een schuldenlast van zo’n 27 miljoen euro. Het Avantis Science and Business Park presenteert zich als “het eerste Duits-Nederlandse business park, dat dankzij de situering in de Maas-Rijn-regio uitstekende mogelijkheden biedt aan bedrijven en investeerders”. Van de beoogde 10 duizend arbeidsplaatsen zijn er tot op heden niet meer dan 700 waargemaakt, verdeelt over 22 bedrijven. Het lot van Avantis ligt in handen van de aandeelhouders. De gemeenten Heerlen en Aken, industriebank Liof en de deelstaat Nordrhein-Westfalen (NRW) zijn elk voor 25 procent aandeelhouder.