Het aantal mensen met een chronische ziekte in Nederland stijgt hard. Het RIVM becijfert dat het aantal mensen met tenminste 1 chronische aandoening stijgt in de periode 2022-2050 met 1,5 miljoen tot bijna 12 miljoen in 2050.
Chronische aandoeningen
Leefstijl kan bijdragen aan de behandeling van diverse chronische aandoeningen zoals diabetes type 2, mentale klachten en hart- en vaatziekten. Het bewijs daarvoor wordt steeds sterker. Ondanks deze kennis ontbreekt leefstijl nog vaak in het gesprek tussen patiënt en zorgverlener. Veel mensen met klachten lopen daardoor vast in een medische draaideur: van medicijn naar medicijn, van behandeling naar ingreep, zonder blijvende verbetering van hun gezondheid.
Dat blijkt uit de vernieuwde Kennisbundel Wetenschappelijk Bewijs Leefstijlgeneeskunde van Lifestyle4Health en de Coalitie Leefstijl in de Zorg waar een groot aantal experts aan meewerkten, onder andere TNO, UMCNL (voormalig NFU), Vereniging Arts & Leefstijl en Patiëntenfederatie Nederland. De bundel is een oproep aan beleidsmakers en zorgbestuurders om leefstijl een integraal onderdeel van de behandeling te maken.
Kennis verdubbeld
De nieuwe bundel presenteert de belangrijkste wetenschappelijke onderzoeken van de afgelopen vijf jaar naar effecten van leefstijlinterventies bij chronische aandoeningen zoals diabetes type 2, hart- en vaatziekten, obesitas, kanker, mentale klachten en dementie. “Waar de eerste bundel uit 2019 vooral een verkenning was, laat deze update zien hoe snel het bewijs groeit dat leefstijl bijdraagt aan herstel en zelfs bij ongeneeslijke aandoeningen helpt bij beter functioneren. De kennis over leefstijlgeneeskunde is de afgelopen 6 jaar minstens verdubbeld tot verdrievoudigd, zowel wetenschappelijk als in beleid en praktijk. Leefstijlinterventies – zoals in voeding, beweging, slaap, ontspanning en sociale verbondenheid – zorgen bijvoorbeeld voor meer welzijn, minder pijn of minder medicatiegebruik.”
‘Health in all policies’
De onderzoekers benadrukken in de bundel dat leefstijlverandering niet alleen de verantwoordelijkheid is van de patiënt. Persoonlijke, sociale en economische factoren spelen een grote rol. “Voor duurzame verandering van leefstijl is systeemverandering nodig: beleid, omgeving en maatschappij moeten gezondheid centraal stellen (“health in all policies”). Verder pleiten ze ook voor verandering van de zorgomgeving door meer gezonde keuzes te faciliteren zoals rookvrije instellingen, beweegvriendelijke ruimtes en gezond voedingsaanbod. Daarnaast wordt opgeroepen om leefstijlinterventies begrijpelijk en toegankelijk te maken voor iedereen ongeacht opleidingsniveau, taalvaardigheid of achtergrond.”
De onderzoekers vergeten nog iets belangrijks: veel mensen schatten hun voedings- en beweegpatroon veel positiever in dan het in werkelijkheid is. Alsook hun lichamelijke conditie in kwestie, want de helft van de mensen met diabetes 2 weet dat niet eens!
.
Om dat te verbeteren zou er een direct toegankelijk, gratis bloedonderzoek moeten komen waar men periodiek de basisconditie in kwestie kan laten bepalen, aan de hand van de bloeddruk, de langetermijnglucosehuishouding (HbA1c), de bloedvettenhuishouding, de c-reactieve proteïnes (een graadmeter voor ontstekingsprocessen) en PEth (een indicator voor overmatig alcoholgebruik).
.
Daarmee zullen waarschijnlijk veel mensen veel gemotiveerder worden om hun leefstijl te verbeteren, en dat is essentieel voor succes: intrinsieke motivatie.
Het gesprek over leefstijl wordt zeker wel gevoerd maar is niet altijd een stimulans. Veel mensen willen wel gezonder leven en hun obesitas en bijbehorende klachten tegengaan maar de regel is nu dat je eerst een jaar een GLI moet volgen ZONDER SUCCES. Het resultaat van een GLI is niet vergelijkbaar met een behandeling met bijv Saxenda. Deze laatste heeft een groter effect en daardoor in grotere mate stimulerend. Nu doen mensen (met frisse tegenzin) de GLI en zijn gericht op geen succes om zo toch bij hun doel als Saxenda te komen. Het zou beter zijn dat men wel met saxenda mag starten (eenmalig voorschrift) met een verplichte afbouwperiode met een GLI. Het resultaat wat men na een jaar heeft bereikt moet dan d.m.v. een GLI gehandhaafd worden. Dat bevorderd de intrinsieke motivatie.
Overigens wordt het voorschrift van een jaar de GLI ook gehanteerd bij patiënten met ernstige gezondheidsklachten waarbij gewichtsvermindering op korte termijn de gang naar de huisarts en specialist aanzienlijk zal verminderen. Bijzonder detail: artsen en specialisten staan op zo’n moment wel achter het starten van een middel als Saxenda (zonder eerste de GLI) maar zij kunnen geen kant op door de regelgeving van zorgverzekeraars en NZA en bieden als alternatief bariatrische chirurgie.
Op zich lijkt dat ook mij een logischere en effectievere volgorde: beginnen met medicamenteuze ondersteuning om die daarna af te bouwen met GLI.
.
Maar nog beter zou ik het vinden als mensen eerst leren om gezonder te eten en drinken (dat mag dan nog wel te veel zijn), om daarna zo nodig de overmatige consumptie ter verminderen met die ondersteuning.