De Nederlandse Aardolie Maatschappij (NAM) is ook aansprakelijk voor immateriële schade van een groep inwoners van het door aardbevingen getroffen in Groningen en moet deze immateriële schade vergoeden. Tot deze uitspraak is de rechtbank in Assen gekomen.
De NAM draait al op voor zichtbare aardbevingsschade aan woningen en andere gebouwen. Een groep van 127 inwoners van het Groningenveld stapte naar de rechter om een principe-uitspraak te krijgen over de vraag of de NAM aansprakelijk is voor andere, niet tastbare schade. Zo hebben mensen lichamelijke en psychische klachten. Velen kampen met een burn-out, hebben last van angst of stress en maken zich zorgen over hun woning die minder waard is geworden.
Zeer belastend
De rechter vindt dat duidelijk is dat de aardbevingen “diep ingrijpen in levens” en veel inwoners de situatie als “zeer belastend” ervaren. De NAM maakte een onrechtmatige inbreuk op hun ongestoorde woongenot, aldus de rechtbank. Of mensen recht hebben op een schadevergoeding en de hoogte daarvan, moet in afzonderlijke rechtszaken worden vastgesteld.
Advocaat Pieter Huitema die de zaak aanspande namens de 127 Groningers verwacht dat zo’n tachtig van hen na de uitspraak een schadeclaim kunnen indienen. “In theorie gaat het echter in het hele aardbevingsgebied om duizenden, misschien wel tienduizenden mensen die geestelijk lijden en met een doktersverklaring hun immateriële schade vergoed kunnen krijgen.”
Aantasting in de persoon
De rechtbank oordeelt dat voor het deel van het Groningenveld gesproken kan worden van een situatie waarin door de NAM een ernstige inbreuk wordt gemaakt op een fundamenteel persoonlijkheidsrecht, namelijk het recht op een ongestoord woongenot. “Ook zonder dat er sprake is van geestelijk letsel leidt dit tot aantasting in de persoon, bij degenen die daardoor persoonlijk gevoelens van angst, zorg en psychisch onbehagen ervaren.”
De rechtbank constateert dat velen bang zijn voor hun veiligheid, spanningen ervaren en in hun dagelijks leven met de gevolgen van de aardbevingen worden geconfronteerd. “Deze overlast overschrijdt gezien de aard, de ernst en de duur daarvan de grenzen van hetgeen eisers in het maatschappelijk verkeer als ‘gewone’ hinder hebben te accepteren en vormt een inbreuk op hun eigendomsrechten en op hun recht op ongestoord woongenot.” (ANP/ Skipr)