Jongeren tussen 16 en 27 jaar die de JeugdzorgPlus of een justitiële jeugdinrichting verlaten hebben in hun gemeente een netwerk nodig voor zorg en ondersteuning. Daarbij dient de jongere meer centraal te staan en een actieve inbreng te hebben in zijn eigen toekomst, wil deze aanpak effectief zijn.
Dat concludeert het Toezicht Sociaal Domein na twee jaar onderzoek in Den Bosch, Den Haag en Smallingerland.
De inspecties die samenwerken binnen het Toezicht Sociaal Domein onderzochten in deze gemeenten of en hoe kwetsbare jongeren hulp krijgen bij het vinden van een plek in de samenleving. Ze keken daarbij specifiek naar jongeren die een justitiële jeugdinrichting of een JeugdzorgPlus-instelling verlieten. Deze jongeren kampen vaak met meerdere problemen, zoals gedrags- en verslavingsproblemen en problemen op school.
In de gemeente waar de jongeren gaan wonen, hebben ze veelal passende hulp en ondersteuning nodig voor bijvoorbeeld zorg, onderwijs, veiligheid, wonen, werk en inkomen. Zonder die hulp is er weinig kans op zelfstandige deelname aan de samenleving en grote kans op uitval, aldus het Toezicht Sociaal Domein. Ook is het volgens de inspecties van belang dat de jongere meer centraal staat en een actieve inbreng heeft in zijn eigen toekomst.
Schotten
De drie onderzochte gemeenten onderkennen dat er voor deze jongeren een sluitend netwerk moet zijn. Ook zijn zij bezig met het ontwikkelen van beleid voor kwetsbare jongeren in de leeftijd van 16-23 jaar. Tegelijkertijd blijkt het moeilijk om in de praktijk de schotten weg te halen tussen jeugdhulp, maatschappelijke ondersteuning en werk en inkomen. Verder kwam uit het onderzoek naar voren dat zorg, ondersteuning en voorzieningen de afgelopen jaren hoge drempels hadden, waardoor jongeren er niet altijd een beroep op konden doen.