Spoedeisende hulp zou moeten worden aangemerkt als een publieke taak met een eigen wettelijk kader. Alleen als de overheid op deze manier het voortouw neemt, komt er schot in de concentratie van seh’s. Dat stelt voorzitter Rien Meijerink van de Raad voor de Volksgezondheid en Zorg (RVZ).
Volgens Meijerink zijn er goede inhoudelijke redenen om spoedeisende hulp als publieke taak aan te wijzen. “Als je als patiënt naar de spoedeisende hulp (seh) gaat, heb je doorgaans geen keuze. Er moet gewoon snel iets gebeuren en dan ga je niet kijken naar welke seh je eens zult gaan”, aldus Meijerink. “Dus naar zijn aard is spoedeisende hulp geen marktfunctie.”
Kostbaar
Daarbij komt dat de markt er volgens Meijerink niet in slaagt om enkele fundamentele problemen rond het huidige stelsel van spoedeisende hulp op te lossen. “De seh is in de huidige opzet niet efficiënt, en daardoor een kostbare, voor veel ziekenhuizen verlieslatende aangelegenheid”, zegt Meijerink. “En misschien het allerbelangrijkste: we moeten vrezen dat de kwaliteit op veel plekken tekort schiet.”
Voordeur
Volgens Meijerink is er brede consensus over het idee dat er iets moet gebeuren. Maar als puntje bij paaltje komt schrikken betrokkenen terug voor daadkrachtig optreden. “Ziekenhuizen zien de seh als hun voordeur”, licht Meijerink één van de obstakels toe. “Dus is het heel moeilijk om met een ander ziekenhuis af te spreken de seh daar te concentreren, want dat betekent mogelijk minder klanten.” Voor zorgverzekeraars betekent het sluiten van een seh slechte publiciteit, met mogelijk verlies van verzekerden als gevolg. Ook de lokale politiek voelt zich allerminst geroepen om mee te werken aan -wat vaak gezien wordt- als “de afbraak van voorzieningen”.
Ingrijpen
“De minister heeft nog altijd het idee dat er een herschikking tot stand komt door het spel tussen verzekeraars en aanbieders, maar dat gebeurt dus niet”, vat Meijerink de huidige status quo samen. “Als het bij krabbelen en kletsen blijft, moet de overheid ingrijpen.”
Kwaliteitseisen
In theorie zou de overheid hiervoor de Wet op bijzondere medische verrichtingen (Wbmv) in stelling kunnen brengen, maar volgens Meijerink druist het directieve karakter in tegen de manier waarop het stelsel nu is ingeregeld. Om deze reden ziet hij meer in wettelijke normen voor acute zorg. Scherpe kwaliteitseisen en volumenormen rond het aantal patiënten dat geholpen wordt, zouden de ziekenhuizen kunnen dwingen tot samenwerking.