In een onlangs gehouden bestuurlijke verkenning was er stevige kritiek op het register. De lasten waren te hoog in verhouding tot de opbrengsten en ook hebben zorgaanbieders vraagtekens over de proportionaliteit van een beroepsverbod in verhouding tot een vergrijp. Hierdoor zijn werkgevers terughoudend met het registreren van een medewerker.
Hoor en wederhoor
Ook is er kritiek over de manier waarop hoor en wederhoor is ingericht en eerder werd al duidelijk dat er problemen ontstaan rond de privacy van medewerkers. Om een melding in het register te kunnen maken is een aangifte nodig, maar om te zien of die aangifte leidt tot een veroordeling of niet is informatie nodig van het Justitieel Documentatie Systeem. Het delen van die informatie zou tot een inbreuk leiden op het privacyrecht.
In de nieuwe verkenning schrijft men dat het niet voor de hand ligt om het WSR verder door te ontwikkelen. De WSR heeft weliswaar een functie, maar niet als losstaand instrument. Er is verder geen bestuurlijk draagvlak voor een scenario waarin meerdere zorgorganisaties mede-eigenaar worden van het register.
Geen draagvlak
Mede door deze conclusies heeft RegioPlus geconstateerd dat er geen breed draagvlak is voor het in stand houden van het waarschuwingsregister. “Wij zien zelf dat ondanks allerlei inspanningen, het aantal organisaties en het aantal mensen dat onder het register valt wel iets stijgt, maar nog onvoldoende om te zeggen dat het een heel breed effectief gedragen instrument is”, vertelt Jelle Boonstra, directeur-bestuurder van RegioPlus.
Als in heel Nederland 80 procent van de organisaties meedoet, zou het register pas effectief zijn. “Want dan sluit je eigenlijk een soort keten voor mensen die willens en weten over de scheef gaan.” Maar Regioplus zag dat het draagvlak hiervoor ontbrak. “Ook al geloof je misschien zelf heel erg in het instrument, als blijkt dat de organisaties het niet oppikken moet je daar ook je conclusies uittrekken.”
Logisch vervolg
Demissionair minister Hugo de Jonge ziet dit ook. “Ik onderken dat voor het Waarschuwingsregister als zodanig onvoldoende draagvlak (meer) is om daarin, langs welke weg dan ook, te investeren. Gezien de uitkomsten van deze bestuurlijke verkenning, is het afbouwen van het Waarschuwingsregister dan ook een logisch vervolg”, schrijft hij in een brief aan de Tweede Kamer.
Het register werd in 2014 gelanceerd en om iets tegen ouderenmishandeling te doen wilde De Jonge deelname verplicht maken voor alle zorginstellingen. In het register kunnen zorgorganisaties medewerkers melden die zich hebben misdragen ten opzichte van cliënten zodat deze medewerkers niet ergens anders weer aan de slag kunnen gaan.
Weinig animo
Maar eerder bleek de animo tegen te vallen. Uit een kleine rondgang van Skipr vorig jaar bleek dat ongeveer de helft van de vvt-organisaties het register niet gebruikt. Een deel was er zelfs niet van op de hoogte. Begin dit jaar meldde De Jonge dat dat het register toch niet verplicht zou worden.
De minister schrijft nu dat het nodig is om een diepere analyse te maken van de huidige middelen die er zijn om te zorgen voor een veilige zorgrelatie, zoals de VOG-systematiek, het register bij de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd, de BIG-registratie en de ontwikkeling van de leidraad Veilige Zorgrelatie. Een plan van aanpak hierover laat De Jonge aan een volgend kabinet.
Nog wat extra’s
Boonstra denk dat het huidige instrumentarium voor zorginstellingen voldoende is voor een veilig zorgrelatie, maar “mijn advies zou wel zijn om te kijken of je hier en daar nog wat extra’s zou kunnen doen”. Hij noemt als voorbeeld de VOG. “Daar zijn dingen denkbaar die je kunt aanscherpen en strakker kunt maken om de mazen kleiner te maken.”
ook hier laat de overheid weer alles liggen , zo’n register is absoluut noodzakelijk , de uitvoering zal mogelijk wat bijgestuurd moeten worden , dat VVT instellingen hier niet van op de hoogte zijn of niet gebruiken is schandelijk.
Er wordt gesproken over de ontwikkeling van een Leidraad Veilige zorgrelatie. Deze hebben we in 2014 al ontwikkeld, in opdracht van VWS en in samenwerking met branche- en beroepsverenigingen in de care (o.a. ActiZ, VGN, de Nederlandse GGZ, V&VN). Met aanbevelingen voor werken aan een veilige zorgrelatie, een ‘Wie-doet-wat-wijzer’ als ingang tot de Leidraad, en veel praktische uitwerkingen. Zie: https://www.veiligezorgrelatie.nl/2021/ .
Antoinette Bolscher en Marie-Josée Smits