Het Rotterdamse systeem van jeugdhulp waarbij drang op ouders en kinderen wordt uitgeoefend, moet anders. Dit concludeert de gemeentelijke kinderombudsman Anne Mieke Zwaneveld in een rapport dat maandag verschijnt. Het afgelopen jaar heeft de kinderombudsman ‘serieuze tekortkomingen’ aan het systeem gesignaleerd.
Zwaneveld heeft vooral kritiek op de grote druk die jeugdhulpverleners op ouders en kinderen zetten bij vrijwillige hulpverlening. “In de praktijk ben ik een aantal vergaande interventies tegengekomen in de vrijwillige hulpverlening. Er zijn gevallen bekend van geforceerde uithuisplaatsingen, contactverbod met ouders en gedwongen urinecontroles. Acties die zonder tussenkomst van de rechter werden uitgevoerd.” De kinderombudsman roept de gemeente en de jeugdbeschermingsinstellingen op om dit soort situaties in de toekomst te voorkomen.
Drangtraject
In 2016 werd in Rotterdam meer dan 250 keer besloten tot een drangtraject. Dat is een laatste kans voor gezinnen om zelf de problemen op te lossen en een veilige thuissituatie voor het kind te waarborgen. Als dat niet lukt, volgt er een dwangmaatregel, kinderen worden dan bijvoorbeeld uit huis geplaatst.
De situatie van de kinderen wordt besproken in het zogeheten Jeugdbeschermingsplein. Volgens de kinderombudsman worden kinderen en hun ouders vaak niet betrokken bij besluiten over welke hulp er geboden gaat worden. “Goede en eerlijke besluitvorming vereist dat alle betrokken partijen rechtstreeks door het Jeugdbeschermingsplein worden gehoord, in het bijzonder de personen die het betreft.”
Pilot
Rotterdam start een pilot om te kijken hoe de deelname van ouders en kinderen aan het Jeugdbeschermingsplein beter kan. (ANP)