De traditioneel strikte scheiding tussen patiëntenzorg en wetenschappelijk onderzoek belemmert verbeteringen in de geneeskunde en is niet goed voor patiënten. Dat betoogt kinderarts en filosoof Martine de Vries van het Leids Universitair Medisch Centrum (LUMC) bij gelegenheid van haar benoeming tot hoogleraar Normatieve aspecten van de geneeskunde.
“Ik streef naar een gezondheidszorg als één groot lerend systeem, waarin patiëntenzorg en wetenschappelijk onderzoek sterk verweven zijn”, zegt De Vries. Als nieuwe hoogleraar houdt zich onder meer bezig met zorgevaluatie, zowel van nieuwe ontwikkelingen als van de bestaande behandelpraktijk. “Veel nieuwe technieken, bijvoorbeeld in de cardiologie of chirurgie, worden gebracht als innovatieve zorg en niet als wetenschappelijk onderzoek. Voor patiënten is het vaak niet duidelijk dat ze een behandeling krijgen die nog niet uitgebreid geëvalueerd is.” Anderzijds verlenen artsen ook veel niet-geëvalueerde zorg onder het mom van ‘dat doen we al jaren zo’. “Misschien leveren we bij een bepaalde aandoening wel te veel of te weinig zorg. Dat weten we niet goed.”
Patiëntgegevens
Juist in een academisch centrum zouden zorg en wetenschappelijk onderzoek sterk met elkaar verweven moeten zijn, vindt De Vries. “Mijn ideaal is dat elke nieuwe patiënt door zijn arts uitgelegd krijgt dat we werken in een lerend systeem. Dat we patiëntgegevens willen opslaan in een basisdatasysteem om de zorg te verbeteren, waarbij de privacy van de patiënt gewaarborgd blijft.” Onderzoekers vrezen vaak dat patiënten daar niet op zitten te wachten, maar de ervaring leert dat patiënten juist graag willen meewerken, aldus de hoogleraar. “Ze zijn vaak verbaasd dat het nog niet standaard gebeurt.”