Sportartsen mogen zich voortaan specialist op hun vakgebied noemen. Minister Edith Schippers (Volksgezondheid, Welzijn en Sport) erkent de sportgeneeskunde officieel als specialisme. Dat heeft ze dinsdag laten weten aan de Tweede Kamer.
“Sportartsen onderscheiden zich van anderen door hun grote expertise en specifieke kennis van het effect van sporten en bewegen op de gezondheid”, aldus Schippers. “De erkenning is daarom ook van grote toegevoegde waarde voor de kwaliteit van zorg voor chronisch zieken en iedereen die sport of beweegt.” Sportdeskundigen krijgen door de erkenning een volwaardige plaats binnen de gezondheidszorg. Vanaf 1 januari 2016 is niemand, dus ook niet ouderen en chronisch zieken die sporten, nog langer afhankelijk van hun aanvullende verzekering om medische hulp van de sportarts vergoed te krijgen.
Sportblessures
In Nederland werken zo’n 150 sportartsen. Jaarlijks zijn er 4,4 miljoen sportblessures, variërend van overbelasting van spieren tot chronische liesklachten en botbreuken. Overbelasting is zelfs oorzaak van meer dan een miljoen sportblessures.
De Vereniging voor Sportgeneeskunde (VSG) is blij met de erkenning. “Iedereen die bij het sporten een blessure heeft opgelopen kan beter geholpen worden door een sportarts nu minister Schippers de sportgeneeskunde als specialisme heeft erkend”, aldus VSG-voorzitter Rhijn Visser dinsdag. “Een sportarts zorgt ervoor dat je weer snel en verantwoord je sport kunt oppakken en ook dat je weer aan het werk kunt. Bovendien wordt de zorg opgenomen in het basispakket en is dus vrij toegankelijk voor iedereen.” (ANP)