Dat staat in de WOZO-monitor van het overheidsprogramma Wonen, Ondersteuning en Zorg voor Ouderen (WOZO). Het WOZO liep van juli 2022 tot juli 2025.
WOZO
De trend sluit aan bij het overheidsbeleid om ouderen langer zelfstandig buiten het verpleeghuis te laten wonen. Bij de start van WOZO in 2022 is afgesproken de verpleeghuiscapaciteit te bevriezen. Tegelijkertijd neemt het aantal ouderen met een indicatie voor de Wet langdurige zorg (WLZ) toe. In het verpleeghuis is daardoor alleen nog plek voor de aller kwetsbaarste ouderen. Het logische vervolg is dat steeds meer mensen met een relatief licht zorgprofiel deze zorg thuis ontvangen. Dat gaat via het modulair pakket thuis (MPT) of het volledig pakket thuis (VPT).
Meer Wlz-indicaties
Het totaal aantal mensen met een zware Wlz-indicatie (VV4 t/m VV8) is gestegen van 137.235 in 2015 naar 197.155 in 2024. De groei zit vooral bij mensen met VV5 (beschermd wonen met intensieve dementiezorg) en VV6 (beschermd wonen met intensieve verzorging en verpleging). Het aantal VV5 is gestegen van 62.500 in 2015 naar 103.960 in 2024. VV6 steeg van 27.425 in 2015 naar 47.990 in 2024. Ook het aantal mensen met VV7 (zware dementiezorg) steeg in die periode van 13.670 naar 16.105. Dat geldt ook voor ouderen met VV8 (zware somatische zorg): dat steeg van 2.330 in 2015 naar 3.150 in 2024. De cijfers zijn gebaseerd op data van het CBS.
Forse afname zorgprofiel VV4
Het aantal mensen met het relatief lichte zorgprofiel VV4 (beschut wonen met intensieve begeleiding en uitgebreide verzorging) is in die periode echter fors afgenomen. Van 2015 tot 2019 was er eerst nog sprake van een stijging van 31.310 naar 36.025. Daarna is er een geleidelijke afname tot 33.210 in 2022. De afname versnelt in 2022, de start van WOZO, tot 25.950 in 2024.
VV4: ‘thuis, tenzij’
Voor mensen met zorgprofiel VV4 hanteren zorgkantoren sinds 2024 bij de zorginkoop het beleid ‘thuis, tenzij’. De verwachting is dat deze trend dus door zal zetten. Daardoor ontstaan er steeds meer woon-zorgvormen buiten het verpleeghuis voor mensen met een Wlz-indicatie. In de praktijk hebben ouderen echter weinig keuzevrijheid door het beleid van zorgkantoren en regionale aanbieders. In het recente Hoofdlijnenakkoord Ouderenzorg is daarom afgesproken om de leveringsvormen van Wlz-zorg thuis te vereenvoudigen.
De groei van de verpleeghuiszorg thuis legt extra taken neer bij toezichthouders NZa en IGJ. De NZa roept zorgkantoren tot een actievere rol in het rapport ‘Tussen wal en voordeur’ in 2024. De IGJ wijst op het risico van kwaliteitsverschillen tussen zorgaanbieders. Bovendien legt deze trend meer druk neer bij mantelzorgers.
Verpleeghuisbewoners: intensievere zorg
Het gevolg van het beleid is dat steeds meer verpleeghuisbewoners een zware Wlz-indicatie hebben. Het aantal mensen met VV7 (zware dementiezorg) dat in een verpleeghuis woont is al jaren stabiel op 95 procent. Het percentage ouderen met VV8 (zware somatische zorg) schommelt al jaren rond de 80 procent. Bij de wat lichtere zorgprofielen VV5 (beschermd wonen met intensieve dementiezorg) en VV6 (beschermd wonen met intensieve verzorging en verpleging) daalt het percentage mensen dat in een verpleeghuis woont. In 2015 woonde 81 procent met VV5 nog in een verpleeghuis, tegen 64 procent in 2022. Bij VV6 was de daling van 89 procent in 2015 naar 75 procent in 2022.
