Binnen TSD werken de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd, Inspectie van Onderwijs, Inspectie Justitie en Veiligheid en Nederlandse Arbeidsinspectie samen. In hun toezicht kijken ze naar de samenwerking tussen zorg en jeugdhulp, onderwijs, veiligheid en werk en inkomen. Dit volgt uit de wetenschap dat verschillende sociale factoren bijdragen aan de gezondheid en het welzijn van burgers, of het gebrek daaraan, en dat een goed werkend sociaal domein nodig is om mensen te helpen als ze in de knel komen.
In 2021 verscheen het Meerjarenprogramma 2021-2024 van Toezicht Sociaal Domein (TSD). In een onlangs verschenen rapportage blikt TSD op deze periode terug. Hieruit doemt een beeld op van een sociaal domein dat als los zand aan elkaar hangt.
Samenwerking
Het eerste grote knelpunt dat TSD tegenkomt zit in samenwerking, of het gebrek daaraan. “In het sociaal domein zijn heel veel partijen actief die hulp en ondersteuning bieden aan inwoners. Denk aan gemeenten, scholen en zorgorganisaties, maar ook aan bijvoorbeeld politie en buurthuizen. We zien dat samenwerking tussen deze partijen nog steeds kwetsbaar is. Ze onderschrijven veelal het belang van samenwerken en weten elkaar beter te vinden dan voorheen. Maar de basis is vaak fragiel en hangt meestal sterk samen met individuele medewerkers die zich er hard voor maken. De stabiliteit en kwaliteit van samenwerkingen laat daarom regelmatig te wensen over.”
Het ontbreekt volgens TSD veelal aan een visie op samenwerking die door alle betrokken partijen wordt gedeeld. “Vaak zijn er geen gezamenlijke doelstellingen vastgelegd. Zonder gedeelde visie is er voor individuele partijen meestal te weinig urgentie om in de samenwerking te investeren. Bovendien bestaat het risico dat strijdige belangen de samenwerking ondermijnen.”
Donny M.
Organisaties moeten investeren in een open houding en de tijd nemen om elkaar ook te leren verstaan, stelt TSD. “Zij moeten elkaars taal begrijpen en rekening houden met elkaars kennis en expertise. Anders ontstaat er miscommunicatie, wat risico’s met zich meebrengt. Dan wordt er bijvoorbeeld wel informatie gedeeld, maar leggen organisaties die informatie anders uit. Het gevolg kan zijn dat een cliënt niet de juiste hulp krijgt. Dit gebeurde bijvoorbeeld in de zorg en ondersteuning aan Donny M. in de overdracht van het forensisch kader naar het vrijwillige Wmo-kader. Bij de Wmo-organisaties ontbrak kennis en expertise om de gedeelde informatie over Donny M. op waarde te kunnen schatten en de forensische zorginstelling heeft daar onvoldoende oog voor gehad.”
Financiële middelen
Goede samenwerking vereist bovendien ook dat structureel tijd, en daarmee financiële middelen, wordt vrijgemaakt om de samenwerking in de praktijk te laten slagen, schrijft TSD. “Met name in tijden van schaarste van personeel horen we regelmatig dat partijen hun medewerkers minder tijd geven voor samenwerking met andere organisaties. Dit terwijl investeren in samenwerking op termijn juist tijd oplevert omdat er beter passende zorg en ondersteuning kan worden geboden.”
Soms zijn voor een pilot wel middelen voor de samenwerking beschikbaar, maar komen, ook als de pilot succesvol is, die middelen niet structureel beschikbaar. Dit blijkt uit het actieonderzoek ‘Samenwerking tussen huisartsen en schuldhulpverlening’. “De onzekerheid als gevolg van tijdelijke financiering kan ook bijdragen aan een sterk personeelsverloop. Het risico hiervan is dat opgebouwde netwerken afbrokkelen en het bieden van integrale hulp nog meer onder druk komt te staan.”
Signaleren
Het tweede grote knelpunt dat TSD tegenkomt zit bij het herkennen en doorverwijzen: het signaleren schiet nog vaak tekort. “Jeugdhulpverleners, zorgprofessionals, inkomensconsulenten zijn zomaar een paar voorbeelden van professionals die vaak te weinig tijd en ruimte krijgen van hun organisatie om met een brede blik het gesprek met een cliënt aan te gaan. Dat wil zeggen dat zij niet op basis van een uitgebreid gesprek kunnen vaststellen wat echt de achterliggende problematiek is. En dat dus ook de inzet van andere professionals noodzakelijk is om te zorgen voor een effectieve aanpak van de problemen waar deze inwoner mee te maken heeft.”
Wat dan gebeurt is dat een professional niet vaststelt dat er, naast de hulp die hij vanuit zijn vak biedt, ook andere hulp nodig is, ziet TSD. “Denk aan een Wmo-consulent die niet in de gaten heeft dat een inwoner laaggeletterd is en dus moeite heeft met het invullen van formulieren. Dit kwamen we tegen in ons toezichtonderzoek Meedoen met taal. Soms kan een professional het probleem van een inwoner zelf niet helpen oplossen, maar is er een andere professional nodig. Denk aan een inwoner die naar de huisarts gaat omdat hij hoofdpijn heeft als gevolg van stress door schulden. Als de huisarts niet doorvraagt, komt hij er niet achter dat financiële problemen de oorzaak zijn van de hoofdpijn. Medicatie lost die hoofdpijn niet op. Daarvoor is ondersteuning door een schuldhulpverlener nodig. Dat vraagt dat de huisarts breder kijkt dan zijn eigen medische expertise, en het juiste netwerk heeft om iemand door te verwijzen.
Tijd en expertise
We zien dat goede signalering, waarbij breder wordt gekeken dan de eigen vakinhoudelijke expertise, vaak afhangt van individuele professionals die hier alert op zijn en een stap verder gaan dan wat van hen gevraagd wordt. Om dit beter te borgen is naast tijd ook expertise nodig om breder te kunnen kijken en om te gaan met signalen. Dat vraagt aandacht in opleidingen en in professionaliseringstrajecten van uitvoeringsorganisaties, en bestuurlijke ruimte.
TSD vraagt in zijn rapportage “nogmaals” de aandacht van bewindspersonen, landelijke en lokale beleidsmakers en bestuurders binnen het sociaal domein: maak betere samenwerking en signalering mogelijk. “Ontwikkel een gezamenlijke visie en gedeelde concrete doelstellingen. Geef professionals de tijd en (financiële) ruimte om samenwerking en signalering daadwerkelijk in te kunnen vullen. Bepaal voorafgaand aan pilots of tijdelijke initiatieven wat de gewenste resultaten zijn. En hoe deze, bij succes, met structurele middelen kunnen worden voortgezet. Gemeenten en Rijk dienen gezamenlijk te zorgen voor tijdige en structurele bekostiging om financiële druk op lokale taken en (basis)voorzieningen in het sociaal domein te voorkomen.”
TSD vraagt de staatssecretaris van Langdurige en Maatschappelijke Zorg, Vicky Maeijer (PVV) om het initiatief te nemen om dit binnen het kabinet op te pakken.
Dus:
Het rapport bevestigt dat het huidige stelsel niet is toegerust op de integrale, langdurige en intersectorale zorgbehoeften van kwetsbare burgers. Het pleit impliciet voor systeemverandering richting een integraler, publiek gestuurd model waarin samenwerking en signalering structureel gefaciliteerd worden. In lijn met het advies van de RVS in 2023.
‘Een integraler, publiek gestuurd model waarin samenwerking en signalering structureel gefaciliteerd worden’ is een Utopia. Wat werkt wel? Leren van Integrale Vroeghulp, casemanagement dementie.