Het aantal verdachten in het Pieter Baan Centrum dat weigert mee te werken aan gedragskundig onderzoek naar geestelijke stoornissen is flink toegenomen; van 23 procent in 2002 tot 43 procent in 2017. Zo’n gedragskundig onderzoek ligt in beginsel ten grondslag aan het al dan niet opleggen van een tbs-maatregel door de rechtbank.
Uit onderzoek van het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum van Justitie (WODC) blijkt ook dat het aantal verdachten dat zo’n onderzoek gedeeltelijk weigert in dezelfde periode is toegenomen van 1 procent naar 21 procent. Verder komt uit het onderzoek naar voren dat niet alle rechters weten dat ze ook zónder zo’n rapportage tbs kunnen opleggen.
Verdachten weigeren onderzoek om onder een tbs-maatregel uit te komen. Ze willen die liever niet, omdat deze maatregel eindeloos kan worden verlengd, of omdat ze geen behandeling willen. Toch legden rechters, tussen 2012 en 2016, bij een kwart van de weigerende verdachten tbs op. In hoger beroep blijft de tbs veelal overeind. De kwestie werd actueel door Michael P. die is veroordeeld voor de moord en verkrachting op Anne Faber. Hij kreeg bij een eerder zedendelict geen tbs, omdat hij niet meewerkte aan psychologisch onderzoek.
Medisch tuchcollege
Rechters en aanklagers gaan bij het vaststellen van een stoornis in de regel uit van informatie van de gedragsdeskundigen. Bij een weigerende verdachte mogen psychiaters en psychologen zich baseren op andere informatie. Maar ze zijn daarin terughoudend, omdat het medisch tuchtcollege ze op hun vingers kan tikken als ze diagnostische uitspraken doen zonder voldoende eigen onderzoek, aldus het WODC. (ANP)