De wet moet worden verruimd om vaker DNA-verwantschapsonderzoek mogelijk te maken als een kind te vondeling is gelegd. Tot die conclusie komt minister Ard van der Steur (Veiligheid en Justitie) naar aanleiding van de zaak van de zogenoemde ‘containerbaby’ in Amsterdam.
Om te achterhalen wie de ouders van de containerbaby zijn, doet het Openbaar Ministerie al verwantschapsonderzoek. Zo’n DNA-onderzoek is echter alleen toegestaan als sprake is van bijvoorbeeld een gewelds- of zedenmisdrijf waarop minimaal zes jaar gevangenisstraf staat.
In het geval van de containerbaby onderzoekt het OM poging tot moord, waar maximaal twintig jaar op staat. Het was aan een toevallige voorbijganger te danken dat het kindje het overleefde. Van der Steur wil het onderzoek nu ook mogelijk maken als een kind te vondeling is gelegd en daardoor zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen, bijvoorbeeld door onderkoeling. Om dat te regelen is een wetswijziging nodig.
DNA-databank
De containerbaby werd in 2014 gevonden toen een voorbijganger in Amsterdam-West geluidjes uit een ondergrondse vuilcontainer hoorde. Het meisje werd ondergebracht bij een pleeggezin. In juni werd bekend dat het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) zoekt naar mogelijke familieleden in de DNA-databank voor strafzaken. Dit onderzoek duurt naar verwachting enkele maanden.
Eerder weigerde het RIVM informatie te verstrekken in het onderzoek naar de herkomst van het meisje. Het OM had het DNA van de containerbaby willen vergelijken met DNA-profielen op hielprikkaarten die bij het RIVM worden bewaard. Volgens het RIVM zou hierbij het medisch beroepsgeheim in het gedrang komen. (ANP)