De Europese Weesgeneesmiddelenverordening biedt farmaceutische bedrijven tien jaar marktexclusiviteit om de ontwikkeling van geneesmiddelen voor zeldzame aandoeningen te stimuleren. Na deze periode zou concurrentie moeten zorgen voor prijsdalingen. Concurrentie blijft vaak echter volledig uit. “Zelfs áls generieke alternatieven beschikbaar komen, gebeurt dit gemiddeld pas na 14 jaar en leidt het slechts tot een beperkte prijsdaling van ongeveer een derde. Zonder concurrentie blijven de prijzen vrijwel onveranderd”, meldt Amsterdam UMC.
Aanvullend beleid
De kleine doelgroep, hoge ontwikkelkosten van generieke alternatieven en lage verwachte opbrengsten zijn de oorzaak voor het gebrek aan concurrentie. Lonneke Timmers, medeonderzoeker en secretaris van de wetenschappelijke adviesraad van het zorginstituut, waarschuwt dat de hoge prijzen andere innovaties en de betaalbaarheid voor de samenleving in de weg staan.
Volgens Sibren van den Berg, onderzoeker bij Amsterdam UMC en verbonden aan Medicijn voor de Maatschappij, vraagt dit om aanvullend beleid. “We kunnen niet blijven vertrouwen op spontane marktwerking. Als concurrentie uitblijft, moet de overheid ingrijpen.” Als voorbeeld noemt hij verplichte prijsverlagingen na het verlopen van exclusiviteit of financiële garanties voor producenten van generieke middelen. “Dit beleid moet zorgvuldig en in overleg met fabrikanten worden ontworpen, zodat zij niet besluiten hun middelen van de markt te halen.” Het onderzoek is gepubliceerd in het wetenschappelijke tijdschrift Value in Health.