Personeel van De Woenselse Poort heeft steken laten vallen in de aanloop naar de dubbele zelfmoord van Fokko Trip (52) en Angela Hoogeveen (26). Dat blijkt uit een extern onderzoek van het Bureau Veiligheid en Integriteit (BVI) van de Dienst Justitiële Inrichtingen.
Signalen dat het mis dreigde te gaan, zijn niet goed opgepikt. Toch vonden de onderzoekers, onder leiding van de Amsterdamse psychiater Ivo van Outheusden, geen aanwijzingen ‘van ernstige, verwijtbare gedragingen of nalatigheden’.
Intense relatie
De lichamen van Trip en Hoogeveen werden op donderdag 25 februari gevonden op een afdeling van instelling voor geestelijke gezondheidszorg De Woenselse Poort, een onderdeel van de GGz Eindhoven. Ze hadden zichzelf van het leven beroofd met een vuurwapen.
Het tweetal kende elkaar pas drie weken, maar ontwikkelde een intense relatie. Het personeel had daar alerter op moeten zijn. Het personeel nam ook geen actie toen het signalen kreeg dat Trip niet goed omging met nieuw verworven vrijheden. Hij was net overgeplaatst naar een minder beveiligde afdeling en werd voorbereid op een terugkeer in de maatschappij.
Tot slot had het personeel ook moeten zien dat Trip en Hoogeveen die nacht bij elkaar op de kamer waren. Uit het onderzoek blijkt dat het deursignaleringssysteem niet naar behoren werd gebruikt.
Verbeterplan
Het BVI heeft aanbevelingen gedaan om de zorg en veiligheid in De Woenselse Poort te verbeteren. Zo moet er onder meer gedaan worden aan suïcidepreventie, moet er meer steekproefsgewijze toegangscontrole met detectie komen en moeten de afspraken rond de controle van de kamer voor de nacht worden aangepast. De Woenselse Poort heeft inmiddels een verbeterplan opgesteld.