De zorgverzekeraars werken gezamenlijk aan een integriteitsregister voor zorgaanbieders. Dit register moet er onder meer toe dienen dat verzekeraars frauderende zorgaanbieders scherper in beeld krijgen en ze eventueel collectief kunnen uitsluiten van zorginkoop.
De contouren van dit integriteitsregister komen naar voren in de masterstudie van forensisch criminologe Melanie van Gulik. Zij deed recentelijk een onderzoek bij Zorgverzekeraars Nederland (ZN) naar fraude door zorgaanbieders.
Uniforme controle
Van Gulik merkt op dat de verzekeraars inmiddels werken aan de ontwikkeling van een Integriteitsregister Zorgaanbieders (IRZ). “Het doel is een uniforme en collectieve controle op de integriteit van zorgaanbieders en het vastleggen daarvan in een integriteitsregister. De afdeling inkoop kan hier dan rekening mee houden bij het wel of niet sluiten van een contract met een zorgaanbieder en de fraudeafdelingen kunnen zorgen voor interne registratie, zodat dit voor relevante medewerkers zichtbaar is.”
In haar studie brengt Van Gulik enkele dunne plekken in de fraudepreventie en – bestrijding aan het licht. Een aantal daarvan is al langer bekend, zoals de onduidelijke, complexe regels en de lage pakkans. Andere aspecten zijn minder bekend. Van Guliks studie maakt op zijn minst impliciet duidelijk dat de uitwisseling van fraude-informatie tussen verzekeraars niet optimaal is. Vanwege “commerciële belangen” zijn verzekeraars weinig geneigd om fraudezaken naar buiten te brengen of te delen.
Ook tussen de verschillende afdelingen van zorgverzekeraars wordt niet altijd alle relevante informatie gedeeld. Met name zorginkopers zouden meer kunnen doen om correct declareren te bevorderen. “Een fraudecoördinator vertelt dat de fraudeafdeling de samenwerking met de afdeling zorginkoop probeert te versterken, zodat ook zorginkopers de zorgaanbieders kunnen ‘opvoeden’ ten aanzien van geconstateerde afwijkingen”, zo tekent Van Gulik op.
Ketenpartners
De communicatie en informatie-uitwisseling met ‘ketenpartners’, zoals de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa), laat volgens Van Gulik eveneens te wensen over. Verzekeraars en hun partners zouden meer gezamenlijk moeten communiceren over fraudebeleid en resultaten op casusniveau. Door de communicatie te bundelen zullen zorgaanbieders sterker doordrongen worden van de pakkans en sancties, zo verwacht Van Gulik.
Van Gulik benadrukt dat succesvolle fraudepreventie en -bestrijding valt of staat met een integrale aanpak. Geen enkele maatregel is op zichzelf voldoende om fraude te bestrijden. Alleen effectief samenspel tussen wet- en regelgeving, bewustwording en voorlichting, toezicht en afschrikking kan fraude door zorgaanbieders daadwerkelijk helpen voorkomen, aldus Van Gulik.
ZN neemt Van Guliks bevindingen ter harte en heeft het onderzoek om die reden aangeboden aan de nieuwe programmadirectie Fraudebestrijding Zorg van het ministerie van VWS, zodat het gebruikt kan worden bij beleidsvorming.