De levensverwachting van patiënten met een ernstige psychiatrische aandoeningen is gemiddeld 13 tot 30 jaar korter dan die van de rest van de bevolking. Dit komt mede doordat de organisatie van de zorg niet op elkaar aansluit.
Dat blijkt uit het promotieonderzoek van Fenneke van Hasselt. Zij promoveert 25 oktober op het onderwerp aan de Rijksuniversiteit Groningen. Ze voerde haar onderzoek uit bij GGZ Westelijk Noord-Brabant.
Ziekten
Dat patiënten met ernstige psychiatrische aandoeningen korter leven, komt in belangrijke mate doordat ze een vergroot risico hebben op lichamelijke ziekten, zoals hart- en vaatziekten en suikerziekten. Dat heeft te maken met bijwerkingen van medicatie, een ongezond voedingspatroon of gebrek aan lichaamsbeweging. Bovendien worden klachten niet tijdig herkent en behandeld. Soms doordat patiënten klachten niet herkennen, of er niet meer naar de huisasrts gaan. Voor haar onderzoek sprak Van Hasselt niet alleen diverse zorgverstrekkers maar ook patiënten en familie. Het viel haar op dat patiënten erg goed onder woorden kunnen brengen waar de obstakels liggen.
Obstakels
Een deel van de obstakels ligt bij patiënten zelf. Zij zien bijvoorbeeld erg op tegen doktersbezoek. Van Hasselt: “Het helpt hen bijvoorbeeld als ze niet heel lang hoeven te wachten op de uitslagen van een onderzoek. Zo kom je tegemoet aan het gegeven dat deze mensen geneigd zijn onzekerheden uit te vergroten. Ze kunnen bijvoorbeeld een hele dag kwijt zijn aan één doktersafspraak, omdat ze zich er zo druk over maken”
Samenwerking
Daarnaast weten de verschillende zorgverleners elkaar vaak niet goed te vinden. “Soms wordt er iets opgestart bij de GGZ, maar weet de huisarts van niets of andersom. Of laten ze allebei na een procedure op te starten, omdat ze verwachten dat de ander dat wel doet.”