Huisartsen klagen al langer over de aantallen patiënten met mentale problematiek die ze vaak langere tijd in behandeling moeten houden, omdat er voor deze patiënten geen doorverwijzing mogelijk is naar de ggz. De recente enquête onder huisartsen bevestigt dit opnieuw.
“Huisartsen zijn belangrijke poortwachters in ons zorgsysteem”, stelt Ruth Peetoom, voorzitter van de Nederlandse ggz in een reactie. “Zij en hun praktijkondersteuners vangen veel hulpvragen over mentale klachten maandenlang op totdat er specialistische hulp beschikbaar is. Het is daarom belangrijk om vaker naast elkaar te blijven staan om onze capaciteit te benutten voor de meest kwetsbare mensen.”
Groeiende vraag
De Nederlandse ggz laat daarnaast niet na te melden dat de vraag naar psychologische hulp al jaren hard groeit. Zo verwezen huisartsen in 2021 volgens de ggz-koepel 42 procent meer mensen door naar de ggz dan twee jaar daarvoor. “Onze samenleving is de laatste jaren harder geworden en dat zie je ook terug in bijvoorbeeld verzuimcijfers op het werk en een stijging in het aantal daklozen in ons land”, vervolgt Peetoom. “Het komt steeds vaker voor dat mensen klachten ontwikkelen en dan aankloppen bij de zorg, omdat alternatieven nog onvoldoende bekend zijn. En dan krijgt een maatschappelijk probleem een medische jas.”
Peetoom verwijst net als de LHV naar de oprichting van mentale gezondheidsnetwerken als belangrijke stap vooruit. “De ambitie is dat dit jaar in alle 42 regio’s van het Integraal Zorgakkoord een mentaal gezondheidsnetwerk is opgezet. Die afspraak onderstrepen we extra in de afspraken van het Aanvullend Zorg- en Welzijnsakkoord.”
Betere samenwerking
Ook de belangenbehartiger voor ggz-cliënten MIND spreekt zich uit naar aanleiding van het LHV-onderzoek. MIND roept ggz-aanbieders rechtstreeks op om exclusiecriteria (voor ggz-zorg) te schrappen en mensen niet meer terug te sturen naar de huisarts. In plaats daarvan dienen ggz-aanbieders zelf de nodige ondersteuning te bieden, aldus MIND, of te verwijzen naar zorg die wel passend is. MIND verwijst daarnaast naar een onderzoek dat het in april publiceerde in samenwerking met Nivel en Trimbos, waaruit blijkt dat huisartsen en praktijkondersteuners (POH-ggz) nog onvoldoende verwijzen naar wachttijdondersteuning buiten de eigen praktijk. Dit vanwege onbekendheid met en onvoldoende vertrouwen in het aanbod. MIND roept daarom op tot betere samenwerking.

Mooi dat we het hier over eens zijn met zijn allen, alleen stokt het bij de financiering. Sinds 2022 werkt de GGZ met het Zorg Prestatie Model (ZPM), dit houdt in dat alleen tijd MET de cliënt/patiënt gedeclareerd mag worden, tijd VOOR de cliënt/patiënt niet.
En laat nou net niet terugverwijzen naar de huisarts en zelf opzoek gaan naar waar de cliënt/patiënt de beste passende zorg kan krijgen tijd VOOR de cliënt/patiënt is en dus niet vergoed. Hier kan een behandelaar of behandelaren vele uren mee bezig zijn om dat passend af te handelen. En de verwerkte indirecte tijd in de ZPM tarieven dekt deze tijd volkomen niet. Zeker als je kijkt wat de zorgverzekeraars aan afslag doen bij de 100% NZa tarieven, daar blijft vaak tussen de 60 en 80% van over bij de gecontracteerden en niet gecontracteerden GGZ zorgaanbieders. Bij dit soort tarieven is onvergoed werk verrichten zeer onaantrekkelijk.