De LHV nam in februari een enquête af onder haar leden over de zorg die ze bieden aan patiënten met psychische klachten. Die zorg blijkt flink toegenomen. Zeventig procent van de respondenten laat weten meer patiënten met psychische klachten op het spreekuur te zien. 77 procent laat weten dat de complexiteit van de klachten waarmee ze te maken krijgen is toegenomen. 67 procent van de huisartsen geeft aan weinig tot geen mogelijkheid te zien om deze mensen door te verwijzen naar de generalistische (basis-) ggz terwijl maar liefst 93 procent van hen die mogelijkheid niet ziet als het gaat om de specialistische ggz.
Bevestiging
Huisartsen klagen al langer over de aantallen patiënten met mentale problematiek die ze vaak langere tijd in behandeling moeten houden, omdat er voor deze patiënten geen doorverwijzing mogelijk is naar de ggz. “De resultaten bevestigen wat we al wisten. Huisartsen en hun POH-ggz vangen nu noodgedwongen enorm veel mensen met psychische problemen op. De huisartsenzorg is daarmee te lang verantwoordelijk voor patiënten die niet in de huisartsenzorg geholpen kunnen worden en is veel tijd aan kwijt aan overbruggingszorg”, zegt Mariëtte Willems, huisarts en LHV-bestuurder. “De poortwachtersrol en het huisartsgeneeskundig aanbod voor mensen met lichtere problematiek staan daarmee te zwaar onder druk. Als LHV vinden we dit zeer onwenselijk en onverantwoord.”
Er werden 8575 huisartsen uitgenodigd om mee te doen aan het onderzoek; 1641 van hen deden mee. De context voor het onderzoek was de startdatum – 1 januari 2025 – waarop een begin werd gemaakt met het organiseren van mentale gezondheidsnetwerken. Deze samenwerkingsverbanden tussen ggz, huisartsen en sociaal domein moeten gaan helpen om psychische problematiek sneller op de juiste plek te krijgen, zodat de wachttijden omlaag kunnen en de huisartsen ontlast kunnen worden.
Capaciteitsgebrek
Dat laatste is hard nodig, gezien de verdere resultaten van deze enquête. 92 procent van de respondenten geeft aan de wachtlijsten in de ggz als belangrijkste knelpunt te zien in de dagelijkse zorg. Met 72 procent komen afwijzingen vanuit de gespecialiseerde ggz op verwijzing door de huisarts op de tweede plaats. En huisartsen weten prima waar dat aan ligt: het capaciteitsgebrek in diezelfde gespecialiseerde ggz (74 procent).
De zorg die huisartsen zodoende bij gebrek aan beter verlenen, heet overbruggingszorg. De respondenten melden daar per week gemiddeld zo’n 3,7 uur aan kwijt te zijn. Doorgaans wordt die verleend door de POH-ggz, die in de meeste praktijken aanwezig is. Huisartsen worden daarnaast regelmatig gevraagd herhaalmedicatie te verstrekken of lab-aanvragen te doen (14 procent doet dit twee maal of vaker per maand). Taken die feitelijk geen huisartsenzorg zijn.
Mentale gezondheidsnetwerken
De oplossing op de lange termijn voor deze problematiek wordt gezocht in het opzetten van zogenoemde mentale gezondheidsnetwerken (mgn’s) – regionale samenwerkingsverbanden tussen ggz, huisartsen en het sociaal domein – die ervoor moeten zorgen dat door middel van bredere diagnosticering en samenwerking patiënten met mentale problematiek sneller op de juiste plek geholpen kunnen worden. Van die MGN’s verwacht een lichte meerderheid van de deelnemers wel soelaas, maar veel huisartsen laten ook weten bij de totstandkoming van deze netwerken knelpunten te ervaren. 28 procent laat weten dat het moeilijk is om de betreffende partijen bij elkaar te krijgen.
De LHV signaleert her en der onduidelijkheden rond de financiering en geeft aan dat de versnippering van het ggz-aanbod een complicerende factor is om lokaal tot goede afspraken te komen. Los daarvan denken ook veel huisartsen dat mentale gezondheidsnetwerken dan wel een stap op de goede weg zijn, maar dat alleen daadwerkelijke aanpak van de capaciteitsproblemen in de ggz zelf de problemen zou kunnen oplossen.
Betreurenswaardig
Branchevereniging de Nederlandse ggz herkent en betreurt in een reactie de uitkomsten van de enquête. Belangenbehartiger MIND pleit voor minder terugverwijzingen naar de huisarts.
Ja zie hier de uitkomst van de versnippering, de omzetplafonds in de GGZ en de zeer storende bemoeienis van de zorgverzekeraars met hoe de zorg gegeven moet worden.
De Basis GGZ (BGGZ) is zelfs voor niet complexe klachtenbehandeling niet toereikend, er zijn maximaal 10 tot 12 sessies mogelijk binnen de BGGZ en die zijn in 3 tot 6 maanden op en je mag geen 2e BGGZ product meer opstarten binnen 1 jaar.
En de Specialistische GGZ, met name de psychotherapie, voor complexe klachten en stoornissen wordt bijna niet meer uitgevoerd binnen instellingen. Dat zijn allemaal afgebakende behandelingen van 1 ,maximaal 2 jaar en dan houdt het op.
Bij vrijgevestigde en instelling GGZ aanbieders is nog redelijk wat capaciteit voor handde maar die wordt niet ingekocht door de zorgverzekeraars. De wachtlijsten moeten opgelost worden binnen het bestaande budget, dat gaat niet lukken.