Allereerst wil ik alle winnaars van de AD top 100 weer van harte feliciteren. De ex-hekkensluiters, de consolidanten, de regionale kampioenen, de traagste dalers, de snelste stijgers, en uiteraard het Albert Schweitzer ziekenhuis.
Tijdens familiebezoek (n=1) heb ik er het afgelopen jaar wat van kunnen meemaken; van mij mogen ze de prijs hebben. Ook wil ik het AD feliciteren, want ze weten met deze top 100 eveneens te scoren. Voor de kwaliteit van de zorg is het tot slot ook een opsteker, want het verbeteren van kwaliteit begint altijd met meten en het onder ogen zien van de resultaten. So far so good.
Wat kun je als individuele patiënt met de top 100: Niet veel. Heel veel indicatoren raken nog steeds niet de kern van de kwaliteit waar de patiënt voor komt. Verder wordt er ieder jaar een andere selectie gemaakt uit het totale aanbod aan indicatoren. Ook worden er niet onderbouwde wegingsfactoren gebruikt. Bij een constante kwaliteit kunnen ziekenhuizen dus toch van positie veranderen door deze selectie en weging. Uiterst verwarrend. Geen enkele school doet dit met rapportcijfers. Bij een renner die geheel onverwacht als snelste door de bergen van de Tour de France komt, vragen we ons onmiddellijk af waar hij het hele jaar heeft uitgehangen. Bij een snelle stijger op de Col d’AD, stellen we die vragen niet.
Onafhankelijke verificatie
Het grootste probleem blijft wel dat er geen enkele onafhankelijke verificatie van de scores plaatsvindt. Om bij de school te blijven; alle kinderen mogen hun eigen rapport invullen en zo bepalen wie er over gaat. Los van opzettelijke falsificaties, die in de financiële wereld met beruchte en minder bekende boekhoudschandalen aan de orde van de dag zijn, bestaat er ook frequent onduidelijkheid over de meetprocedure. Dus ook al wil je eerlijk zijn, dan valt dat nog niet mee. Ik heb wel eens twee uur gesproken met een cardiologisch verpleegkundige om te begrijpen hoe een bepaalde maat van de zorg rond hartfalen werkte. Ik begreep er niets van. Heropnamen, binnen zoveel tijd, gedeeld door het aantal eerste polibezoeken. Wat moet een patiënt daarmee? Hier kan het AD overigens weer niet veel aan doen.
Het publiceren van indicatoren die nog niet zoveel zeggen had aanleiding moeten zijn om te gaan werken aan echte goede indicatoren. Dus niet terugvallen op makkelijk te meten procesindicatoren zoals decubitus, pijn en delier, maar werken aan resultaatmetingen; na hoeveel jaar zit de heup er nog in, of hoe lang is mijn overleving na deze oncologische operatie. Een top 100 van alle ziekenhuizen heeft dan ook geen zin, want een hele goede en een hele slechte score in een ziekenhuis heffen elkaar op. De transparantie voor de patiënt is daarmee letterlijk en figuurlijk nul. Je wilt weten welk ziekenhuis goed scoort op precies die aandoening waar je voor komt.
Verzekeraars
Een andere gemiste kans met de huidige kwaliteitsindicatoren ligt in de onderhandelingen met de verzekeraars. We praten nu alleen nog maar over een procentje meer of vele procentjes minder op het totale ziekenhuisbudget. Kwaliteit is geen issue. Het blijft bij hier daar bij wat verdwaalde volume criteria en onderscheidingen. Wie interesseert het nu in vredesnaam hoeveel auto’s BMW of Mercedes maken. Nee het zou mooi zijn als we weten welk ziekenhuis echt het beste is, per aandoening, en dat daar dan een gepaste vergoeding tegenover staat. Kwaliteit kost nu eenmaal geld.
Jaap van den Heuvel
Lid raad van bestuur Stichting Reinier Haga Groep