De Eerste Kamer heeft het wetsontwerp inzake de vrije artsenkeus verworpen. De zienswijze van de meerderheid van dit deel van de volksvertegenwoordiging kan verregaande gevolgen hebben voor het proces dat in 2003 door de toenmalige minister Hoogervorst en zijn Directeur-Generaal Van Rijn zijn ingezet.
Daar waar de huidige staatssecretaris en de minister nog vaart wilden maken, zijn er nu verschillende signalen dat er ergens grenzen worden gesteld aan een operatie die onder de noemer ‘marktwerking’ werd gestart.
De start van het proces is ongelukkig geweest door de term ‘marktwerking’ te introduceren. De term suggereert dat de zorgsector enige kenmerken van een markt in formele zin zou kunnen hebben of zou moeten krijgen. Het was beter geweest om het proces als ‘liberaliseren’ neer te zetten. Daarmee erkennend dat de beschikbaarheid, de betaalbaarheid en de toegankelijkheid van de zorg de verantwoordelijkheid is van het publieke domein, maar dat binnen die context zeer zeker bepaalde vormen van competitie mogelijk zijn.
In materiële zin hebben we de ontwikkelingen van de liberalisering ook kunnen zien. Een zekere vorm van competitief gedrag hebben we op diverse terreinen kunnen waarnemen. Daar waar het mis ging (en gaat) speelt de suggestie van de aanwezigheid van marktmechanisme nog steeds een grote rol. Dat we op dat terrein doorgeschoten zijn, wordt nu bevestigd door de Eerste Kamer en andere recente ontwikkelingen in de sector.
Vrije artsenkeus
Het beperken van de vrije artsenkeus is een belangrijk onderdeel geweest van het Zorgakkoord. Daarmee ook een middel om de kosten van de zorg terug te dringen. De minister ging daarbij uit van een ingeboekte bezuiniging van 1 miljard. De uitruil van diverse onderwerpen die tijdens het sluiten van het Zorgakkoord heeft plaats gevonden, heeft ertoe geleid dat de principiële discussie toen onvoldoende is gevoerd.
Het mag dan ook geen verrassing zijn dat in de loop van de voorbereiding van het wetsontwerp inzake de vrije artsenkeus de kritiek op het uitgangspunt als zodanig steeds sterker werd. Dat heb je wel vaker als er eerst een overeenkomst wordt gesloten en daarna pas discussie ontstaat over de inhoud van de overeenkomst. De Eerste Kamer heeft zich nu alsnog die discussie toegeeindigd en met grote gevolgen.
De verzekeraars
Zoals iedereen had gerekend op het einde van de vrije artsenkeus, zo hebben de verzekeraars zich geheel gericht op het ontwerp van zorgverkeringen die verzekerde zorg stuurbaar zou moeten maken. Verschillen in verzekerde zorg en bijbehorende premie zijn de laatste maanden de kapstok geworden van het (al dan niet) concurrerende aanbod van de verzekeraars. Dit aanbod van zorgpolissen kan nu voor een belangrijk deel de prullenbak in. Het voldoet opeens niet meer aan de eisen die door de Eerste Kamer aan het publieke domein van de zorg zijn toebedacht. Zorgverzekeraars zullen de komende weken dus overuren maken om alsnog de polissen voor 2015 (en met het oog op 2016) enigszins aan te passen aan de realiteit van vandaag.
Contractering
Het directe gevolg van het oordeel van de Kamer is ook dat de contractering met de zorgaanbieders in de nieuwe context moet worden geplaats. Verzekerden moeten weer alle kanten op kunnen en dat betekent dat de contractering daar weer rekening mee moet houden. Ook in dat kader kunnen we overuren verwachten bij de verzekeraars. Opnieuw moet worden nagedacht over de wijze waarop en met wie men contracten wil sluiten. Nieuwe uitgangspunten zullen op korte termijn moeten worden geformuleerd. Geen kerstvakantie dus.
Decentralisaties
Het standpunt van de Kamer zal ook de decentralisaties gaan beïnvloeden. De contractering die gemeenten aangaan met de zorgaanbieders zal ook rekening moeten gaan houden met een bepaalde vorm van vrije keus van de degene die een beroep op zorg doet. Ook de gemeente moet luisteren naar de uitspraak van de Kamer en zich achter het oor gaan krabben hoe men de inwoners voorziet van zorg die niet primair door de gemeente wordt bepaald. Als de gemeente daar geen rekening mee houdt, loopt men het risico dat de rechter daarbij gaat interveniëren, kijkend naar standpunten die in Den Haag door de volksvertegenwoordiging worden ingenomen ten aanzien van vrije keus van de zorgvragende partij.
Zachte landing
Dat ‘marktwerking’ thans zijn (publieke) grenzen heeft bereikt, is wel duidelijk. Daar waar liberaliseren veel goede dingen heeft gebracht en nog zal brengen, is duidelijk geworden dat de volksvertegenwoordiging de zorg niet meer als een markt in materiële zin ziet. Zorg is voor een groot deel gewoon weer terug in de verantwoordelijke handen van het publieke domein.
We moeten voorkomen dat we nu halsoverkop naar de andere kant doorschieten en dus ook stoppen met liberaliseren. Het einde van de marktwerking behoort een zachte landing te hebben. Onder de kerstboom kunnen de Kamerleden gaan nadenken over hoe het verder moet. Want het standpunt van dinsdag leidt ook tot de verantwoordelijkheid van de Kamer om een alternatief aan te reiken.