Het kabinet gaat cliëntenraden verder versterken. Dit maakte minister Schippers op 22 januari in haar brief aan de Tweede Kamer over good governance bekend. Tijdens het Paasweekend werd via de NOS dit ei publiekelijk gelegd.
Te weinig inspraak, medezeggenschap, democratie. Onlangs ontstond hierover weer een discussie door de Provinciale Statenverkiezingen. En ook bij studenten, zie de Maagdenhuisbezetting in Amsterdam, was het onderwerp van protest. Meer of minder medezeggenschap; oude versus nieuwe vormen; amper gemeengoed geworden of al ter discussie.
Onvoldoende tegenmacht
De afgelopen jaren stond bij het ministerie van VWS de hervorming van de Wet medezeggenschap cliënten zorginstellingen (Wmcz) geagendeerd. Onvoldoende tegenmacht, niet functioneren, niet representatief en niet meer van deze tijd waren de sceptische geluiden over misschien wel één van de laatst wettelijk geregelde medezeggenschapsorganen: de cliëntenraad in de zorg.
Voor sceptici die medezeggenschapsorganen als de cliëntenraad het liefst naar de prullenbak van de geschiedenis verwijzen, nog een paar kanttekeningen. De argumenten die gebruikt worden om aan te geven dat het orgaan cliëntenraad gedateerd is, horen we zelden als het gaat om het concept van raden in het algemeen of de raad van bestuur. Hier wordt niet gesproken over opheffing of alternatieve vormen door een veranderende wereld. Twijfels over een juiste vertegenwoordiging van de achterban? Ook al heeft de achterban slechts een maal per vier jaar invloed is dat geen reden om parlement of de gemeenteraad op te heffen.
Een goede afspiegeling van de populatie? Een constatering zonder consequenties. Onvoldoende tot hun recht komen of niet goed functioneren? Hooguit vallen kabinetten, stappen bestuursleden op of verdwijnen politieke partijen, maar het is geen reden om het systeem zelf op de schop te nemen. Deskundig? Niet eens altijd. En dat ondanks bataljons aan beleidsmedewerkers en een batterij van adviseurs die de bestuursburelen betreden. Ondersteuning die ‘jonge democratische organen’ als cliëntenraden ontberen. En waar nu ook PvdA en VVD een pleidooi voor houden.
Collectieve medezeggenschap
In een samenleving waar steeds meer de nadruk komt te liggen op je zelf redden en participatie van het individu, is collectieve medezeggenschap hard nodig. Misschien wel meer dan ooit. Een collectief orgaan kan meer en biedt meer doordat leden elkaar als collectief inspireren en stimuleren om onderwerpen van meer kanten te belichten. Ook zaken die het individuele niveau overstijgen.
Het vastleggen van wettelijke bevoegdheden voor collectieve medezeggenschap schept daarbij duidelijkheid én er gaat een normerende werking uit: het cliëntenperspectief kan niet worden genegeerd. Dit betekent niet dat nieuwe vormen niet kunnen bestaan. Een wettelijk orgaan is geen dogma. Maar het past een democratische rechtstaat dat bestaansrecht ontleent aan wetten, niet om dit kind met het badwater weg te gooien. Gelukkig hebben we samen met cliëntenraden het ministerie daarvan kunnen overtuigen, blijft de Wmcz en wordt deze versterkt.
Tegenmacht
De cliëntenraad is dus eigenlijk terug van nooit weggeweest. Zolang we ministerraden, raden van volksvertegenwoordigers, raden van bestuur, raden van toezicht, ondernemingsraden enzovoort hebben, mag een cliëntenraad niet in dit rijtje ontbreken. Zeker niet nu in een tijd van gevraagde tegenmacht in de driehoek zorgverzekeraars, zorginstelling, cliënten.
Hoewel het LSR, de koepel van cliëntenraden, in plaats van tegenmacht liever praat over evenwicht. Geen touwtrekwedstrijd of strijd, maar een gelijkwaardige samenwerking om de verschillende perspectieven serieus te nemen en in evenwicht te houden. Maar mét doorzettingsmacht via wettelijke bevoegdheden én ondersteuning om deze goed uit te kunnen voeren.