De nieuwe ‘Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders’ verscheen vorige week. Biedt de DSM-5 kansen voor de psychiatrie of is het een ronduit gevaarlijk boek?
Al maanden voordat de DSM-5 verscheen, was de aankomende bestseller onderwerp van debat. De nieuwe DSM biedt kansen, aldus voorstanders van de ‘bijbel van de psychiatrie’. De mogelijkheden om psychisch lijden beter en eerder te onderkennen zijn in de nieuwe editie namelijk verruimd. Dit leidt tot meer erkenning, minder onderdiagnostiek, meer behandeling en meer psychisch welbevinden. Niks ervan, zeggen de tegenstanders. De DSM-5 leidt juist tot nog meer over- en misdiagnostiek, medicalisering en overbodige (farmacotherapeutische) behandelingen.
Classificatiesysteem
Zestig jaar geleden bracht de eerste DSM psychiaters een gemeenschappelijke taal die hen in staat stelde over patiënten te praten en onderzoek te doen. De DSM categoriseerde en standaardiseerde soorten ‘vreemde vogels’ en gaf ze namen. Dat is de DSM blijven doen. In elke versie maken nieuwe stoornissen entree, verdwijnt een aantal labels of worden grenzen gewijzigd. Zo ook in de DSM-5. Nieuw zijn bijvoorbeeld de milde cognitieve stoornis, de vreetbuistoornis, disruptive mood dysregulation disorder (DMDD), rouw en de pre-menstruele dysfore stoornis. Asperger gaat op in de autismespectrumstoornis en de criteria voor ADHD zijn aangepast voor volwassenen.
Maatschappelijk beoordelingssysteem
De DSM kunnen we beschouwen als een afsprakenboek, een weergave van de laatste stand van de wetenschap. Daar is niks mis mee. Echter, dat wat vakliteratuur zou moeten zijn voor psychiaters, artsen, klinisch psychologen en psychotherapeuten is verworden tot maatschappelijk dominant en invloedrijk gedachtegoed. De DSM heeft zich getransformeerd van classificatiesysteem voor ingewijden naar een maatschappelijk beoordelingssysteem. Daar is wel wat mis mee.
Labels
Labels uit de DSM zijn gemeengoed geworden en beïnvloeden de manier waarop leerkrachten bijvoorbeeld kijken naar leerlingen. Een D op de CITO en onrust in de klas zijn aanleiding voor psychologisch onderzoek naar psychische verklaringen als ADHD of PDD-NOS. Niet zelden gevolgd door behandeling, farmacotherapie, een dyslexieverklaring of een rugzakje.
De DSM beïnvloedt ons denken over wat wel wat niet ‘normaal’ is. De media, voorlichtingsbrochures, online zelftests en deskundigen op ouderavonden leggen het graag nog een keer uit. Een veelgehoord geluid is dat de bandbreedte van ‘normaal’ steeds smaller wordt. DSM-5 criticus Allen Frances stelt dat op 88 procent van de Amerikaanse jongeren een DSM-diagnose geplakt kan worden. Frances heeft een punt. Als we als psychologen van de koude grond te pas en te onpas labels plakken, dan wordt ‘afwijkend’ gedrag ongetwijfeld de norm.
Gebruikswijze DSM
Niet zozeer de DSM maar de manier waarop het boek gebruikt wordt is gevaarlijk. Diagnostiek is een vak van mensen die geleerd hebben hoe de DSM te gebruiken: kritisch en terughoudend, als een classificatiesysteem dat hen ondersteunt bij het stellen van diagnoses. Voetbaltrainers, docenten, werkgevers en buurvrouwen slaan elkaar echter met psychiatrische labels om de oren, niet gehinderd door enige diagnostische kennis. De DSM-5 met haar lossere criteria zou daarom weer moeten gebruikt zoals het ooit was bedoeld; als een boek voor ingewijden. Het is onwenselijk dat de maatschappij ermee aan de haal gaat en dat we elkaar binnenkort, doe toch eens even normaal man, allemaal voor gek verklaren.
Maaike de Vries
Chef Zorg bij De Argumentenfabriek