Hieke de Zeeuw en Hans Prenger rekenen in het NRC uit dat de vergoeding van de voorzitter van een raad van toezicht voldoende is voor zestig volledige dagen ‘handen aan het bed’.
Beide auteurs vormen de directie van een zelfstandig woonzorgcentrum. In het NRC van 11 november presenteren zij een artikel onder de kop Met dat geld voor toezicht heb je ‘handen aan het bed’. Ze rekenen uit dat 12.000 euro voor een voorzitter van de raad van toezicht (ze noemen zelfs een specifieke naam) gelijk is aan zestig volledige werkdagen ‘handen aan het bed’.
Vrijwilligerswerk
Rekenkundig zal het ongetwijfeld kloppen, maar wat bedoelen De Zeeuw en Prenger eigenlijk met hun opmerking? Willen zij dat toezicht wordt afgeschaft, nemen zij de genoemde persoon de maat, vinden zij toezicht niet zoveel geld waard, of zijn ze van mening dat toezicht vrijwilligerswerk moet zijn?
Een antwoord geven ze niet en ook ontbreekt enige vorm van argumentatie. Het artikel wordt gevuld met een bonte verzameling losse observaties die geen enkele relatie hebben met de kop, noch met elkaar. De auteurs geven aan het slot van het stuk de lezer nog mee dat ze de commotie over Haaglanden en de moeder van Van Rijn pijnlijk vinden, gevolgd door de conclusie: ‘laten we stoppen met elkaar de maat te nemen.’
Bijdrage
Misschien was het handiger en verstandiger geweest als de auteurs de kosten van toezicht hadden vergeleken met de geleverde bijdrage. Daarnaast was het raadzaam geweest de vergoeding voor toezicht af te zetten tegen het aantal bestede uren en als ze nagegaan waren of het redelijk is van anderen te vragen af te zien van een vergoeding als ze dat zelf ook zouden kunnen doen. De Zeeuw en Prenger nemen blijkbaar liever anderen de maat en kijken daarbij alleen naar de kosten.
Onbetaalbaar
Dit soort eendimensionale, reflexmatige denken komt vaker voor in de zorg. Het lost problemen niet op, het veroorzaakt ze juist. Om het tegen te gaan heb je toezicht nodig. Zo bezien is toezicht onbetaalbaar.
Theo Poiesz
Hoogleraar Healthcare Management TIAS.
Het blog is geschreven in samenwerking met Jo Caris, hoogleraar organisatieontwikkeling TIAS en decaan Amphia.