‘De zorg is geen banenmotor meer’, kopt de Volkskrant. Klopt dat wel, dacht ik toen ik dat las. Het artikel was genuanceerder. De koppenmaker had een zin wat moeten inkorten. Die zin luidde: ‘De zorg als banenmotor ronkt dus even iets minder hard.’
Dàt is wel juist. Er wordt bezuinigd. De werkgelegenheid in verpleeg- en verzorgingshuizen, de gehandicaptenzorg, de geestelijke gezondheidszorg en de jeugdzorg neemt af. Studenten blijven zich intussen massaal aanmelden voor de opleidingen verpleegkunde. Zowel op hbo- als op mbo-niveau. Gelukkig maar. Alleen lijken zij zich nog niet te beseffen dat die leuke baan van hun voorkeur er niet altijd meer is.
Veranderingen
Want er verandert veel. Er gaan banen verloren en er komen nieuwe bij. Hoeveel dat er zijn weet niemand precies.
De hervormingen in de zorg bieden veel nieuwe kansen. In de langdurige zorg zijn in toenemende mate meer hoger opgeleiden nodig. De zorgzwaarte verschuift van lichte naar meer complexe zorgvragen. De vraag naar verpleegkundigen op hbo en mbo-niveau in de langdurige zorg, zorg voor ouderen en chronisch zieken zal snel toenemen vanaf 2015.
Zorg voor ouderen en chronisch zieken vinden studenten verpleegkunde veelal ‘niet aantrekkelijk’, schrijft de krant. Bedoeld wordt: de studenten hebben geen zin om zich te beperken tot wasbeurten en overige minder complexe zorg. Want dat is kennelijk het beeld van verpleging in de wijk.
Toenemende verantwoordelijkheid
De werkelijkheid is dat de verantwoordelijkheid van verpleegkundigen alleen maar toeneemt. Denk aan het werken als wijkverpleegkundige in multidisciplinaire teams als zorgcoördinator, aan de nieuwe aanspraak wijkverpleging waarbij wijkverpleegkundigen in hun nieuwe rol ook de verbindende schakel met het sociale domein zullen zijn. Maar de wijkverpleegkundige blijft vooral ook zorgverlener als het gaat om persoonlijke verzorging die overigens niet alleen uit handelingen bestaat. Ook preventieve huisbezoeken dienen ertoe bij te dragen dat vroegtijdig wordt ingespeeld op gezondheidsrisico’s.
In de eerste lijn gaat de wijkverpleegkundige vanaf 2015 zelf de zorg indiceren, dus in overleg met de cliënt, mantelzorgers en vrijwilligers bepaalt zij wat de zorgvraag is. Een rol die niet eenvoudig is en gepaard gaat met grote verantwoordelijkheid, zowel voor de kwaliteit als de doelmatigheid van de zorg. Dit laatste in relatie tot de zorgverzekeringswet van waaruit deze zorg vanaf 2015 wordt vergoed. V&VN legt op dit moment de laatste hand aan het normenkader dat straks de basis vormt voor de indicering door wijkverpleegkundigen.
De kwaliteit van de zorg zal worden getoetst aan verpleegkundige richtlijnen die door V&VN in afstemming met het werkveld zijn opgesteld.
Ik zie in alle opzichten een goede toekomst weggelegd voor (wijk-)verpleegkundigen en verzorgenden IG in de eerste lijnszorg, die zowel vanuit thuiszorg als straks mogelijk vanuit eigen praktijken hun werk doen.
Curriculum
V&VN werkt intussen samen met hogescholen aan het nieuwe curriculum voor HBO verpleegkundigen, waarin het expertisegebied van de wijkverpleegkundige wordt opgenomen. Ook zullen de huidige (wijk-)verpleegkundigen worden bijgeschoold – zowel op HBO als MBO-niveau – om hun nieuwe taken zo goed mogelijk te vervullen. Volop kansen dus om als spil tussen cliënt, verzorgende, huisarts en andere zorg- en hulpverleners je beroep uit te oefenen. Een aantrekkelijke baan lijkt me, waarin de kern van het verpleegkundig vak besloten ligt. Kansen genoeg dus voor verpleegkundigen nu en in de toekomst.
Henk Bakker
Voorzitter V&VN