Precies in de week dat ik hoorde dat ik was aangenomen voor de functie van STZ directeur, kreeg ik een prachtig cadeau van een dankbare patiënt.
De geefster was een jonge vrouw van 25 jaar. “Niet omdat u mij beter hebt gemaakt dokter, want dat kunnen wel meer doktoren, maar omdat u me zo hebt geholpen.”
Dat moment heeft diepe indruk op me gemaakt. Juist als ik de knoop doorhak om mijn witte jas uit te doen, laat een patiënt me weten dat ik in die rol heel belangrijk voor haar was geweest. Wat had ik nou precies gedaan dat volgens haar een cadeau verdiende? Ik was een paar maanden daarvoor heel boos op haar geworden.
Extra chemokuren
Deze vrouw kwam bij mij met een grote halsklierzwelling. Helaas bleek dat lymfeklierkanker te zijn, waarvoor we haar met intensieve chemotherapie gingen behandelen. Gelukkig sloegen de kuren goed aan. Bij een evaluatiescan zagen we dat alle tumoren volledig verdwenen waren. Ook een plekje op de long, dat er eerder wel had gezeten, was verdwenen. Dat was goed nieuws. Helaas betekende dit voor de patiënte we dat we achteraf moesten vast stellen dat de kanker op meer plekken had gezeten dan we eerst dachten. Om die reden vonden we het verstandig haar nog een aantal extra chemokuren te geven.
Verantwoordelijkheid
Ik was degene die haar dat hele moeilijke nieuws moest vertellen. Ze dacht dat ze klaar was met de behandeling, maar in feite was ze pas op de helft. In de weken daarna vermagerde ze sterk, ze begon te laat op afspraken te komen. Ze liet doorschemeren dat ze alcohol en drugs gebruikte. Alle verpleegkundigen maakten zich zorgen en waren extra lief voor haar. Ik had er een knoop van in mijn maag. Ik kon me zo verschrikkelijk goed voorstellen dat zij alle vertrouwen had verloren en dit destructieve gedrag vertoonde. Toch vergooide ze op deze manier al haar kansen. Het was mijn verantwoordelijkheid om ervoor te zorgen dat ze de behandeling goed zou afronden.
Eindstreep
Bij een volgend polikliniek bezoek zat ze weer als een schim tegenover me. Plotseling werd ik zo kwaad: “Je kunt er helemaal niets aan doen dat deze lymfeklierkanker je is overkomen. Je kunt er nog minder aan doen dat de behandeling langer duurt dan we eerst dachten. Maar je kunt er wel alles aan doen om te zorgen dat je lichaam sterk genoeg is om de kuren te verdragen. Klopt het dat al je vrienden zeggen “als ik iets voor je kan doen, moet je het zeggen?”. Ze knikte, inmiddels in tranen. “Dan ga je ze nu om hulp vragen. Ik wil dat er iedere avond iemand voor je kookt en voor je zorgt. Zij gaan je helpen de eindstreep te halen.” Beschaamd over mijn felle uitval viel ik stil. Ik was bang dat ze de kamer zou uit stormen en nooit meer terug zou komen.
Grenzen
Maar ze bleef zitten. Ik bleek de eerste persoon die haar leerde te vragen om hulp. De eerste die grenzen durfde te stellen, ook al was ze ernstig ziek. Vanaf dat moment ging het beter met haar. Lichamelijk, maar vooral ook geestelijk. Ik zag haar per kuur sterker worden, zelfverzekerder. Ze werd een stoere, mooie jonge vrouw in plaats van een ziek meisje.
Daarom gaf ze me dat cadeau, een felblauwe vlinder. Hij hangt aan de muur van mijn huidige werkkamer. Om me er ook in mijn huidige rol aan te herinneren waar het echt om gaat in de zorg. Het verschil kennen tussen alle protocollen en behandelmethodes en echt mensen helpen.
Fenna Heyning
Directeur STZ