Enkele weken geleden gaf Hugo Keuzenkamp in een interview in het NRC aan dat mogelijk bestuurders hun eigen jaarrekening niet meer zouden begrijpen. De afgelopen weken zijn wij vanuit de interim-controle begonnen met de voorbereiding van de jaarrekening 2012. En ik zal u eerlijk vertellen: ik weet niet of ik alle ins en outs nog wel snap.
In een van mijn vorige blogs werd ik opgeroepen de lezers mee te nemen in de problemen van een ziekenhuisdirecteur. Dat ga ik vandaag proberen te doen. Het thema: financiën.
Systeemwijzigingen
Eerst maar even de kaders. We hebben in 2012 meerdere systeemwijzigingen tegelijkertijd doorgevoerd: voor het ziekenhuis een overgang van budget- naar prestatiebekostiging met een bijbehorend transitiemodel, voor de medisch specialisten een overgang van prestatiebekostiging naar een beheersmodel, de introductie van een macrobeheersingsinstrument en de overheveling van een aantal dure geneesmiddelen naar de ziekenhuisbekostiging. Naar aanleiding van al dit gedoe vragen accountants zich inmiddels af of zij ziekenhuizen nog wel een goedkeurende verklaring kunnen geven: de cumulatie van effecten leidt tot een groot aantal materiële onzekerheden, voor de hele sector overigens.
Nieuw vocabulaire
Al dit geweld heeft geleid tot een totaal nieuw vocabulaire aan het toch al ruime palet aan sectorspecifiek jargon: schaduwbudgetten, transitiebedragen, DBC-A oud, DBC-B oud, DOT B nieuw, (dubbele) puntlandingen, de onder handen werkgrouper, schadejaar, aanneemsommen, zorgkostenplafonds, zorgkostenschuif, etc.
Ik zal proberen de hoofdmoten met u door te nemen:
- We hebben met enkele verzekeraars een aanneemsom afgesproken die op verzoek van verzekeraars gebaseerd is op schadejaar. Voor het ziekenhuis moet dit feitelijk worden omgerekend naar boekjaar;
- Daarom moeten we inzicht hebben in het Onder Handen Werk. Omdat we zijn overgegaan van DBC’s naar DBC-zorgproducten wordt pas aan het einde van de behandeling duidelijk welke zorgproduct mag worden gedeclareerd. Feitelijk kunnen we dit dus nog niet vaststellen;
- Vorig jaar zijn de DBC-zorgproducten geïntroduceerd. Op basis van de prognose toen is door ziekenhuizen een verkoopprijs afgegeven. Ondertussen blijkt dat in de definities nogal het een en ander is veranderd. Hierdoor kunnen grote verschillen optreden in de te factureren opbrengsten;
- Teveel gefactureerde opbrengsten moeten worden terugbetaald aan het zorgverzekeringsfonds, maar ook verzekeraars willen dit terugeisen. Dan betalen ziekenhuizen twee keer;
- Te weinig gefactureerde opbrengsten brengen met zich mee dat er een beroep wordt gedaan op het transitiemodel. Omdat echter maar 95 procent wordt nagecalculeerd lopen ziekenhuizen hierop een risico. Eigenlijk is dit risico lopen op systeemparameters en dus volstrekt niet gelieerd aan welke prestatie dan ook;
- Oorspronkelijk werd door de NZa beweerd dat eventuele hogere kapitaalslasten ook onderdeel van dit transitiemodel zouden moeten zijn. Nu blijkt dat weer niet de bedoeling te zijn. Waar moeten deze kosten dan heen in de jaarrekening;
- De systematiek, maar ook de groei in het plafond van ziekenhuizen en medisch specialisten, lopen weer niet parallel. Dit geeft intern afstemmingsproblemen;
- Sommige ziekenhuizen groeien teveel. Ze denken reëel te zien dat hun adherentiegebied groeit. Krijgen ze hiervoor nu wel of niet gecompenseerd? Of ze groeien te weinig: moeten ze nu terug betalen of niet? Wat doet dit met ziekenhuizen die goed presteren? Moeten die eigenlijk wel gestraft? Of houden ze misschien de deur open die ergens anders gesloten wordt? En hoe moet dit alles in materiële termen worden gewaardeerd?
Dit is nog maar het topje van de ijsberg van de problemen in prikkels en waardering.
Lastig sturen
Eerder al schreef ik een stuk over (be)sturen met geblindeerde voorruiten. Dat beheersen we inmiddels aardig. Ik heb nu echter het gevoel dat ik ook nog met m’n kop vol in de wind zit en met m’n voeten aan het stuurwiel moet draaien. Dan weet u even hoe het komt als u licht verwaaide leden van raden van bestuur van ziekenhuizen ziet.