In verschillende hoedanigheden als toezichthouder, onderzoekers en governance adviseur houden wij ons dagelijks bezig met toezicht. Omdat we geïntrigeerd zijn door wat kwaliteit van toezicht maakt. Daarbij merken wij op dat de gemiddelde opinie en menig onderzoek gericht is op het aantonen van het gebrek aan kunde en kennis van toezichthouders.
Ze zijn te weinig kritisch, afhankelijk, bijziend, weten niet waar ze het over hebben, communiceren niet en niemand weet wat ze eigenlijk doen. Dat iemand het überhaupt nog wil doen! En toch… in de praktijk komen wij eigenlijk alleen maar betrokken mensen tegen van goede wil die een bijdrage willen leveren aan de organisatie en de maatschappij. Her en der beroept iemand zich op zijn (bestuurlijke) ervaring, stelt dat je hem niets meer hoeft te vertellen of is hij verdwaald in het aantal toezichtfuncties. Maar over het algemeen wil iedereen het goede doen.
De as van de misstanden
Wordt het dan onderhand niet eens tijd op te houden met het toezichthouder bashen? Zoals Loek Winter tijdens het Skipr Event opmerkte, is het gebruik de kwaliteit van het toezicht te meten langs de as van de misstanden. In de zorgsector gaat het volgens hem om 3 procent waar het zo misgaat als bij de Zonnehuizen, Stichting Gehandicaptenzorg Limburg en het Maasstad Ziekenhuis. Deze uitwassen als maatstaf nemen voor maatregelen ter verbetering van het toezicht doen het goed voor het oog van het publiek en politiek.
‘One tool fits all’ bestaat niet
Het verder aanscherpen van governance codes en regelgeving gaat ons echter niet het toezicht brengen dat wij wensen. Organisaties zijn te verschillend in complexiteit en bevinden zich in verschillende ontwikkelingsfasen zodat er niet ‘one tool fits all’ bestaat. Wat codes en regelgeving wel doen is uitdrukking geven aan wat de maatschappij belangrijk vindt en het basisniveau van toezicht bepalen. Echter, toezichthouders zullen fouten blijven maken. Een ervaren toezichthouder realiseerde zich dat ook hij pas besefte dat hij informatie miste toen hij voor de eerste keer het rapport van een maatschapvisitatie ontving. Tot die tijd was het bij hem en collega-toezichthouders niet opgekomen dat de bestuurder deze tot die tijd niet ontving en zij dus ook niet. Meer nog dan het aanscherpen van de regels is het van belang dat toezichthouders op zoek gaan naar hun competentie om zich tot de cliënt, de patiënt en de inhoudelijke vraagstukken van de zorginstelling te verhouden.
Achterhaalde discussies
Bovenstaande is geen pleidooi dat het toezicht goed gaat en we er wel zijn. Het is wel een pleidooi op te houden achterhaalde discussies te blijven voeren over zaken als afstand en nabijheid. Het gaat er niet meer om elkaar op afstand te houden, maar hoe vanuit een gedeeld belang -de maatschappelijke taak van de organisatie- met gescheiden bevoegdheden en verantwoordelijkheden de organisatie te besturen en daar toezicht op te houden. Laten we eens beginnen vanuit dat besef te werken. Toezichthouden is namelijk niet zonder verantwoordelijkheid. Het niet signaleren van risico’s, nalaten kritische vragen te stellen en beslissingen te nemen heeft consequenties met impact op de levens van cliënten en patiënten. Het besef van die verantwoordelijkheid zou in elke vraag en overweging moeten doorklinken en leidend moeten zijn in het handelen van toezichthouders (en bestuurders).
Kim Putters en
Sharon van de Veerdonk