Het gemekker over minder tijdelijke contracten en het wegvallen van nulurencontracten moet maar eens afgelopen zijn.
Veel organisaties in Zorg en Welzijn hebben het afgelopen jaar de personeelsformatie moeten inkrimpen. De groep die als eerste is of wordt geraakt, betreft de mensen met een tijdelijk contract of met een nulurencontract. Deze contract zijn niet of worden niet verlengd; de mensen met zo’n contract worden niet of nauwelijks meer opgeroepen. Ook werknemers met een min-max worden vaak voor het minimale aantal uren ingepland.
Flexpool
Bij verschillende organisaties is met de groep boventallige medewerkers een ‘flexpool’ gevormd, om daarmee de tijdelijke personeelsbehoefte te kunnen invullen. Dat gaf en geeft nog heel wat ‘gedonder’ (als ik zo vrij mag zijn). Veel werknemers die verplicht in de flexpool terecht zijn gekomen, zijn gewend aan de afdeling waar ze zitten. Ze voelen zich comfortabel bij de afspraken over werkdagen en werktijden met collega’s, hebben een zekere betrokkenheid bij de cliënten en patiënten waar ze dagelijks mee werk(t)en en weten wat het best voor hen is. Maar ze zijn vaak vooral absoluut niet blij met een gedwongen flexibele inzet. Maar er is vaak weinig andere keuze. Het alternatief is vaak ‘het loket van het UWV’ en dat is ook niet aantrekkelijk.
Creatief
Schaarste maakt creatief. Het kon daarom niet uitblijven dat ook anderen creatief zouden worden. Onder het motto: ‘Wij maken ons er sterk voor dat tijdelijke werknemers en flexkrachten geen wegwerpwerknemers worden’ zijn vakbonden en de politiek aan de slag gegaan om mensen sneller aan een vaste baan te helpen en om ook de nulurencontracten nog enige zekerheid mee te geven.
Een reactie kon niet uitblijven; belanghebbenden schreeuwen ‘moord en brand’, want er is altijd wel ergens een belang niet gediend. Er is ook altijd wel een situatie denkbaar waarin de gekozen oplossing (of opgelegde maatregel, zo u wilt) niet dat oplevert wat zou moeten. Als u het me permitteert……. ‘Ik word een beetje mies van al dat gemekker over de maatregelen die worden genomen om de positie van deze flexwerkers een beetje sterker te maken’.
Waardevol
Allereerst durf ik de stelling aan dat flexwerkers waardevol zijn voor elke organisatie. Ze zorgen voor continuïteit in de bedrijfsvoering, zijn multi -inzetbaar en beschikken daardoor vaak over brede ervaring. Ze moeten permanent loyaal en collegiaal zijn en kunnen zich in de samenwerking geen fratsen veroorloven (anders zijn ze hun werk snel weer kwijt). Ze werken vaak op tijden met piekbelasting en vullen de gaten in, die overigens buiten hun toedoen zijn ontstaan.
Loftrompet
Niet zelden moeten ze zich ook tevreden stellen met een niet al te riant salaris en hebben ze nauwelijks carrièreperspectief. Laten we dus dit keer eens de loftrompet steken voor al die noeste werkers die we oneerbiedig op een hoop gooien onder de werktitel ‘de flexibele schil’.
Het stoort me dat flexibel kennelijk nog niet flexibel genoeg is. Ik erger me er aan dat sommige HR-professionals en managers het liefst mensen willen aantrekken op een volledig vrijblijvend contract en inzetbaar naar willekeur. Zo’n contract is natuurlijk lariekoek en ook helemaal niet nodig. Want er is al heel veel mogelijk als het gaat om flexibiliteit.
Volwassen arbeidsverhouding
Kort geleden heb ik het fenomeen ‘jaarurensystematiek’ maar weer eens onder de aandacht geprobeerd te brengen. Neem een kalenderjaar, maak met een werknemer afspraken over het totaal aantal uren, het betaalgemiddelde per maand en de wisselende werkplanning door het jaar heen. Voeg daar als het even kan een systeem van zelfroosteren aan toe en er is geen vuiltje meer aan de lucht. En dat komt er ook niet als werkgever en werknemer de planning en controle over en weer goed afstemmen. Maar ja, dat vraagt wel onderling vertrouwen en een volwassen arbeidsverhouding. Veel werknemers zijn daar zeker toe bereid, nu de lijn en de afdeling HRM nog.