Zelfdoding is een zeer ingrijpende gebeurtenis, ook in het leven van de nabestaanden. Zij blijven met veel vragen achter, waarop ze graag een antwoord willen.
Zwijgplicht
Wanneer degene die zichzelf van het leven heeft beroofd, jarenlang psychiatrische zorg heeft gehad, is er een medisch dossier. Ouders of andere nabestaanden willen hier inzage in om te kunnen begrijpen waarom hun kind of familielid de dood koos. De behandelende artsen zijn erg terughoudend en zelfs afhoudend. Begrijpelijk. De zwijgplicht geldt in beginsel ten opzichte van iedereen en het beroepsgeheim geldt ook na de dood.
Weging belangen
Bij een weging van belangen moet niet gauw worden aangenomen dat het algemeen belang – waaronder het belang van de nabestaanden – zwaarder weegt dat het individuele patiëntenbelang bij geheimhouding van het medisch dossier. Vooral als de patiënt duidelijk heeft aangegeven aan zijn behandelende zorgverlener dat hij geheimhouding wil, moet dit gerespecteerd worden. Ook na zelfdoding. En als hij het niet duidelijk heeft aangegeven, moet de arts vanuit zijn of haar professionaliteit de afweging maken waarbij het belang van de patiënt, ook al is deze overleden, voorop staat. Mensen moeten niet (psychiatrische) zorg mijden uit angst dat hun dossier bekend wordt.
Gevolgen maatschappij
Soms zijn de gevolgen van een zelfdoding enorm groot en zelfs maatschappelijk ontwrichtend, zoals het geval van Tristan van der V. laat zien. Een geval van zelfdoding, waarbij de dader ook anderen doodde. Hier kunnen zelfs twee dilemma’s spelen. Stel dat Van der V. zijn plannen had verteld of laten doorschemeren. Had de behandelende zorgverlener de politie dan moeten waarschuwen? Dit plaatst de zorgverlener voor een moeilijke afweging. Juist omdat veel psychiatrische patiënten soms gewelddadige dwang- of waangedachten uiten. En zelfs als het dreigement concreet lijkt, is terughoudendheid geboden. Melding aan derden, in dit geval de politie zet de behandelrelatie behoorlijk onder druk. Toch zal een hulpverlener soms er niet aan ontkomen om wel de politie in te lichten.
Dilemma
Het tweede dilemma gaat over de afweging, nadat een patiënt een gewelddadige actie heeft uitgevoerd en daarbij zichzelf van het leven heeft beroofd of op een andere manier is omgekomen. Hoe moet de behandelaar dan handelen, wanneer justitie vraagt om het medisch dossier? De GGZ Rijnstreek heeft in dezen nadrukkelijk ervoor gekozen dat niet te doen en het belang van de patiënt zwaarder te laten wegen. Dat past binnen de beroepscode. Maar naarmate de gevolgen van de wijze waarop iemand zijn eigen dood kiest, ingrijpender zijn voor het leven van anderen, wordt de ruimte voor een behandelaar om absoluut te weigeren kleiner. En de impact van de zelfdoding van Tristan van der V. was groot. Logisch dat er een discussie is ontstaan over het besluit van de GGZ Rijnstreek. Het is volstrekt duidelijk dat er hier sprake was van een conflict van plichten. Dat kan aanleiding zijn om de geheimhouding te doorbreken. De minister heeft terecht aangekondigd nader te onderzoeken of het medisch beroepsgeheim in alle gevallen absoluut zou moeten zijn. Onderdeel van het onderzoek zou kunnen zijn de criteria te formuleren op grond van waarvan bij conflict van plichten toch gekozen wordt voor het opheffen van het beroepsgeheim in een bepaald geval. Laten we enkele mogelijke criteria noemen: het niet doorbreken van het geheim levert voor een ander ernstige schade op, het geheim wordt zo min mogelijk geschonden en last but not least: alles is in het werk gesteld om toestemming van betrokkene te krijgen.
Bescherming patiënt
Medisch beroepsgeheim is een groot goed: het beschermt de belangen van de patiënt, waarop deze moet kunnen vertrouwen. Het zijn vaak moeilijk keuzes waarvoor een behandelaar zich gesteld ziet. Laten we vooral niet vergeten dat het in Alphen aan den Rijn om een (vreselijk) incident ging. Daarom ligt een zorgvuldig onderzoek voor de hand.