Vroeger was het gebruikelijk dat het ministerie van VWS zijn belangrijke beleidsvoornemens voorlegde aan een aantal adviesorganen, zoals de Ziekenfondsraad en de Centrale Raad voor de Volksgezondheid. Soms ook nog wel aan de SER, als het voornemen belangrijke sociaal-economische gevolgen zou hebben. Dat is al lang verleden tijd.
Voor een deel is dat maar goed ook, want de meeste organen straalden een grote oubolligheid uit, waren defensief van aard, en gaven meestal een verdeeld advies, waar de overheid of niets mee kon doen, of er de zaken uitpikte die in zijn straatje paste. Dus mijn nostalgische entree van deze column is bepaald niet een oproep om deze oude situatie te herstellen.
Sanering adviesorganen
Blijft de vraag relevant of er überhaupt nog door het ministerie van VWS van deskundige extern advies gebruikt wordt gemaakt. Ook die vraag vereist even een blik in de oude doos. Aan het begin van deze eeuw was de gedachte ontstaan om de bestaande adviesorganen flink te saneren: dus maar één inhoudelijk adviesorgaan voor de zorg en voor de sociaal economische aangelegenheden was daar de SER. Dus weg met de Ziekenfondsraad en de Centrale Raad voor de Volksgezondheid. Verder werden de Colleges Ziekenhuisvoorzieningen en het College Tarieven ontmanteld. Deze organen gaven ook nog ongevraagd en gevraagd advies uit over de uitvoerbaarheid van de voornemens.
Handvatten en discussie
Vooral de ziekenfondsraad, had, ondanks de kritiek op het functioneren, een buitengewoon nuttige adviesrol: alle aspecten van een wetsvoorstel werden door die Raad bekeken. Zowel de sociaal-economische als de meer inhoudelijke kanten van het voorstel, maar ook de praktische uitvoerbaarheid van het voorstel. Bovendien zaten er zowel belanghebbenden in die Raad, nodig voor het onvermijdelijke draagvlak, alsmede onafhankelijke deskundigen, nodig voor het objectieve oordeel over het voornemen. De daaruit voorvloeiende adviezen waren voor iedereen handvatten om de discussie rond het voorstel aan te gaan. Zowel voor het ministerie als voor de Tweede Kamer en voor andere bij de discussie betrokkenen. Dat gaf de brede discussie over haalbaarheid en uitvoerbaarheid van voorstellen een grondige voedingsbodem. Kortom een mooi voorbeeld van het poldermodel, dat ook nu nog gekoesterd lijkt te worden.
Hoe gaat het nú met de advisering van het ministerie van VWS? Een goede vraag die zich moeilijk laat beantwoorden. Het zicht daarop is een stuk minder transparant dan vroeger. Laten we eens kijken naar enkele organen die zich wel lijken te roeren in de advisering van de zorgminister. In willekeurige volgorde.
Adviesorganen
Ik begin met het CPB, het Centraal Planbureau. Dat geeft macro adviezen, waar iedereen mee aan de slag moet en af en toe een advies/rapport over specifieke zaken zoals de marktwerking in de zorg. VWS pikt daar wat bruikbare krenten uit, maar gaat geen uitgebreid standpunt formuleren. Over de uitvoerbaarheid zegt het CPB natuurlijk helemaal niks.
Dan de SER, aanvankelijk bedoeld als adviseur voor de sociaal- economische aspecten van de zorg. Naast een gedegen rapport over de zorgverzekeringen, een lange tijd geleden, en nog een advies over de AWBZ, niet zo lang geleden maar inmiddels ook door iedereen vergeten, hoor je de SER nauwelijks meer. Dat geldt trouwens voor meerdere terreinen waar het de SER betreft.
Vervolgens de Raad voor de Zorg, het algemene adviesorgaan voor de zorg. Ik heb het al meer in deze kolommen mogen vaststellen, dat deze Raad weinig of geen invloed meer heeft. Het ontbreekt de Raad aan gezag en deskundigheid en zeker op het financieel economische terrein is de prestatie ondermaats. De adviezen volgen ofwel hijgerig het overheidsbeleid, of ze staan buiten de werkelijkheid of schetsen onhaalbare perspectieven. Feit is dat ook deze raad geen enkele bijdrage levert als het gaat om de uitvoeringsaspecten van het beleid.
Vervolgens de Nederlandse Zorgautoriteit, de NZa, rechtsopvolger van onder meer het CTG en het toezichtcollege voor de verzekeraars. De NZa is weliswaar een zelfstandig bestuursorgaan, maar staat flink onder het bewind van Den Haag. Dat orgaan heeft bovendien de makke dat het veel taken heeft die soms grote spanningsvelden met elkaar hebben. Zo is de NZa belast met de wettelijke tarifering, de invoering van de liberalisering, de gezonde marktwerking, de belangen van de consument, het toezicht op de verzekeraars en straks ook nog het uitvoerend beleid van investeringen in de zorg. Kortom deze Autoriteit is soms gedwongen om allerlei spagaten te nemen om er maar uit te komen. Sterker nog, dit orgaan wordt regelmatig verzocht zijn eigen vlees te keuren, zie bijvoorbeeld het probleem rond de tandartsen. Tenslotte is het duidelijk dat de NZa er niet toe komt, om wat voor reden dan ook, om duidelijke noten te kraken over de uitvoerbaarheid en de consistentie van het beleid uit Den Haag.
De enige die overblijft, lijkt wel de Raad van State te zijn. Deze Raad durft wel, zij het in omfloerste bewoordingen, duidelijke adviezen te geven over de wetmatigheid, de haalbaarheid en de uitvoerbaarheid van bepaalde wetsvoorstellen. Lees de adviezen nog maar eens over de marktwerking in de zorg en aanverwante aangelegenheden.
Munitie voor beleidskanon
Waar komt dan de munitie vandaan waarmee het beleidskanon van VWS de zorgsector bestookt? Het merendeel komt uit de koker van de politieke denktanks, zoals bij het CDA duidelijk het geval was. Dan levert de partij ideologie ook nog een bijdrage zoals bij de VVD het geval is. En vervolgens zijn het belanghebbenden, lobbyisten, koepels en andere onzichtbare eenheden die heilzaam hun werk verrichten. En tenslotte de ambtenarij, die geprogrammeerd op een paar mantra’s, de lijnen van het beleid op papier zetten.
Nostalgie
Tja, het is natuurlijk verboden om in deze tijd met enige nostalgie terug te kijken naar het verleden, maar het is duidelijk wat er gemist wordt. Een duidelijk onafhankelijk orgaan dat de uitvoering van het zorgbeleid tegen het licht van de werkelijkheid houdt en daar de minister onomwonden over adviseert. En dan zegt U: weer een orgaan. Neen hoor, de Raad voor de Zorg kan zo worden opgedoekt en vervangen worden door een echt adviesorgaan. Een dergelijke aanpak doet niets af aan de politieke hegemonie, maar zorgt er wel voor dat de dromen geen bedrog worden en de nachtmerries weer dromen worden.