Artsen gaan vaak te lang door met het behandelen van patiënten in de laatste levensfase. In plaats daarvan moeten zij ervoor zorgen dat patiënten passende zorg krijgen. Dit staat in het KNMG-rapport ‘Niet alles wat kan, hoeft; passende zorg in de laatste levensfase’, geschreven door een brede stuurgroep van artsen, verpleegkundigen en patiënten.
Nu richten artsen zich nog te veel op behandelingen die het leven verlengen en op onnodige diagnostiek, aldus de KNMG. In het rapport wordt ingegaan op verklaringen voor overbehandeling. Zowel artsen als de samenleving zijn gericht op handelen, op ‘doen’ in plaats van ‘laten’. Artsen zijn opgeleid om patiënten te genezen. Niet of anders behandelen kan voelen als falen. Voor patiënten geldt dat hun omgeving hen aanmoedigt om strijdbaar te zijn.
Zorginstellingen en hulpverleners in met name ziekenhuizen worden veelal per verrichting betaald. Daardoor kan een financiële prikkel zijn om declareerbare verrichtingen uit te voeren in plaats van af te zien van verder behandelen. Sinds 2014 kunnen artsen een consult declareren waarin ze onnodige en dure behandelingen kunnen afraden. Maar daar maken ze nauwelijks gebruik van, meldt Trouw.
Behandelverbod
Patiënten zelf leggen volgens de KNMG-stuurgroep onvoldoende en niet op tijd hun wensen en voorkeuren rond het levenseinde vast. Hierdoor voelen hulpverleners zich soms gedwongen een bepaalde ingreep wél te doen, zelfs als de kans op succes klein is. Maar ook als een patiënt wel een behandelverbod heeft vastgelegd, besluiten hulpverleners soms toch om een behandeling in te zetten.
De stuurgroep constateert dat palliatieve zorg te laat wordt ingezet. De patiënt krijgt vaak pas palliatieve zorg, zoals pijnbestrijding of hulp bij psychische of sociale problemen, als er geen op genezing gerichte behandeling meer mogelijk is. Patiënten blijken zelf ook palliatieve zorg af te houden, omdat hen dit het gevoel geeft dat ze ‘opgegeven’ zijn.
Informatie delen
Ook speelt een rol dat gesprekken over het levenseinde van hulpverleners vaardigheden vragen die als leerstof in de basisopleidingen niet verplicht zijn. Bovendien is het voor artsen vaak lastig te bepalen hoeveel informatie zij met een patiënt delen. Moet de arts alle informatie geven of zich beperken tot de opties die hij zinvol acht? Waar helpt hij de patiënt het meest mee?
De KNMG-stuurgroep stelt maatregelen voor die overbehandeling in de laatste levensfase kunnen terugdringen. De belangrijkste vijf zijn het ‘gewoner’ maken van het gesprek over het levenseinde, het verhelderen van wensen van patiënten, het verbeteren van de besluitvorming , het aanpassen van richtlijnen (naast ‘doen’ ook ‘laten’) en het wegnemen van ‘verkeerde’ financiële prikkels in het zorgstelsel.
KNMG heeft een handreiking voor artsen die met hun patiënten willen praten over het levenseinde. Ook voor patiënten is er een brochure over dit onderwerp.