Om aansluiting te houden bij ontwikkelingen in de zorg zoals e-health, ziekenhuiszorg thuis en ketenzorg verdient de sector een dynamische governancecode die – meer dan voorheen – meegroeit met belangrijke trends. Dat bepleit BoZ-voorzitter Yvonne van Rooy.
De Brancheorganisaties Zorg (BoZ) hebben begin 2017 de nieuwe Governancecode Zorg in gebruik genomen. Dit richtsnoer voor goed bestuur en toezicht is in de plaats gekomen van de Zorgbrede Governancecode, die in 2010 van kracht werd. Een te lange periode, vindt BoZ-voorzitter Van Rooy, zeker gezien de vele snelle ontwikkelingen in het zorgveld. “We hadden de afgelopen jaren eigenlijk relatief weinig zicht op hoe het liep met de code.”
Om de vinger aan de pols te houden heeft de BoZ een Governance innovatie- en adviescommissie in het leven geroepen onder voorzitterschap van hoogleraar Edith Hooge van TIAS School for Business and Society. Deze commissie gaat adviseren over algemene governance-vraagstukken en thematisch onderzoek doen naar de ontwikkeling van de governance in de zorg. Daarnaast kan de commissie kan de BoZ-achterban ook helpen met advies over de dynamische toepassing van de code zonder dat de code zelf hoeft te veranderen.
“In plaats van een complete herziening mikken we op continue bijstelling”, zegt Van Rooy. “Daar hadden we eigenlijk geen infrastructuur voor. We willen meer ruimte voor advies en innovatie. Er komen steeds nieuwe vragen over bijvoorbeeld onderwerpen als instellings-verplaatste zorg en e-health. Hoe ga je met verantwoordelijkheden binnen de keten om? Hoe borg je kwaliteit? Een ander onderwerp is de de wetgeving rond gegevensbescherming die in mei van kracht wordt.”
Afvinkregels
De veranderingsdrift betekent volgens Van Rooy allerminst dat de nieuwe code al door de actualiteit is ingehaald. “We zijn blij met en trots op deze code omdat de code echt eigendom is van de zorgpartijen. Dat is beter dan afvinkregels uit Den Haag. De huidige code zet partijen veel meer dan in het verleden aan om de governance-structuren actief en op een eigentijdse wijze in te vullen. Gedrag en cultuur zijn belangrijke nieuwe elementen. Daar werd twintig jaar geleden nauwelijks over gesproken. Vroeger moest je ook erg zoeken voor de patiënt in beeld kwam. Anders dan in vorige codes, die meer afgeleid waren van het bedrijfsleven, staat in de nieuwe code de relatie tussen bestuur en toezicht met stakeholders in huis en patiënt cliënt centraal. De code draagt daarmee bij aan een lerende governance-structuur.”
Dat de zorg met de nieuwe code de goede weg is ingeslagen bewijst volgens Van Rooy ook de opstelling van externe toezichthouders en zorgverzekeraars. “De IGZ en de NZa hanteren deze code voor het eigen toezicht. Dat is nogal een ondersteuning, dunkt me. En de zorgverzekeraars hanteren het toepassen en naleven van de zorgcode daarnaast als voorwaarde om contracten af te sluiten, iets wat in de voorbereiding naar de code al duidelijk werd. Dat bewijst het draagvlak voor deze aanpak. Natuurlijk moeten we de code zelf iedere keer opnieuw invullen en blijvend vernieuwen, maar ik denk dat we met deze principle-based aanpak een voorbeeld kunnen zijn voor andere sectoren zoals het onderwijs en de volkshuisvesting.”
Garantie tegen wanbestuur
Rijst de vraag wat de praktische waarde van de governance-code is. Vormt de code een garantie tegen wanbestuur? “De politie is ook geen garantie tegen criminaliteit”, riposteert Van Rooy. “De maatschappelijke meerwaarde zal zich de komende jaren moeten bewijzen. Maar het is wel een instrument dat helpt om zowel bestuurders, toezichthouders als stakeholders op één lijn te krijgen. Het biedt een richtsnoer voor de omgang met onze maatschappelijke verantwoordelijkheid en het maakt duidelijk wat de waarden binnen een organisatie zijn. De code laat zien hoe we elkaar op die waarden aanspreken en -heel belangrijk- maakt zichtbaar waar patiënt en cliënten ons op mogen aanspreken.”