Vrouwen en kinderen die na het vertrek uit een vrouwenopvang geen vervolghulp krijgen, lopen een groot risico op terugval in problematiek. Instanties moeten daarom ook na het vertrek zicht houden op moeder en kind, stellen de vijf inspecties van het Toezicht Sociaal Domein/Samenwerkend Toezicht Jeugd in het rapport ‘Moeder en kind verlaten vrouwenopvang: (wie) is dat een zorg?’.
Jaarlijks verblijven ongeveer vierduizend kinderen met hun moeder in de vrouwenopvang. Het is volgens de inspecties belangrijk om organisaties die vervolghulp bieden in een vroeg stadium te betrekken, voordat moeder en kind de opvang verlaten. “Dit vermindert het risico op het ontstaan van stagnaties, bijvoorbeeld bij het regelen van een uitkering, de aanpak van schulden, dan wel het inschakelen gespecialiseerde zorg, zoals GGZ of jeugdhulp.”
Samenwerking
Ook raden de instanties aan te werken met een vaste contactpersoon per moeder en kind, om zo “de samenwerking tussen de betrokken partijen verbeteren”. “Juist bij het vertrek uit de vrouwenopvang is het essentieel dat professionals die bij het gezin betrokken blijven of vervolghulp bieden, weten wat de stand van zaken is, wat zij moeten doen en met wie ze moeten afstemmen,” aldus de inspecties.
De inspecties troffen bij de onderzochte vrouwenopvangorganisaties en ketenpartners al goede voorbeelden in de zorg en ondersteuning en het borgen van veiligheid na verblijf in de opvang. Zo verleent de vrouwenopvang bijna altijd nazorg aan moeder en kind en is er veel aandacht voor veiligheid als ze de opvang verlaten.