Gehandicapten zijn beter af als ze begeleiding en dagbesteding krijgen via de Wmo dan de AWBZ. Dat stelt voorzitter Annemarie Jorritsma van de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) in het julinummer van Markant.
De overheveling van begeleiding en dagbesteding van verstandelijk gehandicapten maakt onderdeel uit van het onlangs gesloten bestuursakkoord tussen het rijk en de gemeenten. “AWBZ-aanspraken worden nu vervangen door iets wat veel dichter bij de mensen staat”, aldus Jorritsma, die naast VNG-voorzitter ook burgemeester van Almere is. “Als gemeenten dit goed doen, dan wordt het met de Wmo beter, efficiënter en effectiever. Dat is ook de reden dat we als VNG die afspraken durven te maken. We hebben namelijk de ervaring dat we het beter voor elkaar krijgen, als je het dichtbij de mensen organiseert. Er zit minder bureaucratie tussen dan bij de grootschalige regelingen van het rijk.”
Kennis
In het veld leeft de nodige twijfel over de overheveling. Anders dan de AWBZ geeft de Wmo geen verzekerd recht op zorg. Bovendien kunnen er lokaal verschillen optreden in de kwaliteit van zorg- en dienstverlening. Volgens Jorritsma zit de crux hem kennis van een voor gemeenten nieuwe doelgroep. Jorritsma erkent in Markant dat hier nog lacunes zijn. Toch is ze vol vertrouwen. “Dat leren kennen is ons in het verleden ook goed gelukt met de mensen met een fysieke beperking”, zegt Jorritsma. “Daar komt bij dat professionele instellingen de begeleiding geven, niet gemeenten. Gemeenten moeten genoeg weten om goed de regie te kunnen voeren.”
Samenwerken
Met het oog op de nieuwe rolverdeling moeten gemeenten en aanbieders van dagbesteding en begeleiding elkaar volgens Jorritsma goed leren kennen, inclusief afspraken over wie wat doet. “Als aanbieders en gemeenten goed samenwerken, dan leidt deze operatie tot betere zorg en is ze meer dan het verschuiven van het loket”, gelooft Jorritsma. “Vervolgens is het ook belangrijk dat gemeenten onderling gaan samenwerken. Er zijn delen van het bestuursakkoord die heel goed door individuele gemeenten kunnen worden gedaan, maar andere delen zullen zeker door samenwerkende gemeenten moeten gebeuren, al was het maar vanwege de risico’s.”