De kwaliteit van leven voor de bewoners is in kleinschalige woonvormen voor demente bejaarden niet beter dan in reguliere verpleeghuizen. Desondanks zijn kleinschalige woonvormen sterk in opkomst.
Overheid
De overheid besteedt tientallen miljoenen aan de bouw en inrichting van zo huiselijk mogelijke gebouwen. In 2010 was al 25 procent van de zorg voor demente bejaarden in instellingen in Nederland op deze manier georganiseerd.
Woonvormen
Neuropsycholoog Hilde Verbeek, die deze maand aan de Universiteit Maastricht promoveert op een onderzoek naar woonvormen voor demente ouderen, vindt haar bevindingen zelf ook opmerkelijk. “Hoewel het kleinschalig wonen sinds vijf jaar sterk wordt gepropageerd, was nog niet eerder onderzocht of het wel zo veel beter is. Er is op dit moment geen aanleiding om de reguliere verpleeghuiszorg af te schaffen”, stelt de promovenda.
In Nederland zijn op dit moment ongeveer 235.000 mensen van 65 jaar en ouder die aan dementie lijden. Veruit de meesten van hen wonen nog thuis met mantelzorg. Ongeveer 2,5 procent woont in een van de 480 verpleeghuizen in Nederland of in een van de tientallen kleine woonvormen die als paddenstoelen uit de grond rijzen. Het aantal demente bejaarden dat een beroep doet op zorg buitenshuis, zal de komende decennia snel groeien door de vergrijzing, aldus Verbeek.
Kleinschalig wonen
Een kleinschalige woonvorm kan een apart huis zijn of een aanleungedeelte aan een instelling. Er wonen gemiddeld acht patiënten in een huis, waar 24 uur zorg is. De bewoners leiden een zo normaal mogelijk dagelijks leven. Volgens Verbeek blijven de bewoners wat langer actief dan degenen op een verpleegafdeling. Hun onvermijdelijke mentale achteruitgang, gedrag en zorgbehoefte verschilt echter niet. Hun kwaliteit van leven is vergelijkbaar, aldus de promovenda.
Gebreken
Verzorgenden in een klein huis vinden het prettig dat ze zelfstandiger zijn, maar rapporteren ook dat ze de steun van een groep collega’s missen. Ook ontbreekt in de kleinschalige omgeving de ondersteuning van onder meer een geriater, een psycholoog en maatschappelijk werkers, die wel in een verpleeghuis beschikbaar zijn. Volgens Verbeek zijn het vooral de mantelzorgers die voor opname van hun naaste al positief tegenover een kleine voorziening stonden, die een duidelijke voorkeur hebben. (ANP)