Artsen willen dat er meer geld beschikbaar komt voor de inzet van professionele tolken bij de zorg voor anderstalige patiënten. In meer dan 40 procent van de gevallen ervaren artsen een taalbarrière. In zeker 16 procent zou een tolk nodig zijn. Toch wordt die maar in 5 procent van de gevallen ingezet. Belangrijkste reden? Ontbrekende of onduidelijke financiering.
Dit blijkt uit onderzoek van NIVEL in opdracht van artsenfederatie KNMG. De tolken worden het meest ingezet in de ggz en het minst in de huisartsenzorg. De helft van de artsen zegt dat de zorgvraag van patiënten niet goed kan worden vastgesteld. En 20 procent zegt dat patiënten extra gezondheidsrisico’s lopen. Wel is het zo dat in 20 procent van de gevallen anderstalige patiënten nu door een informele tolk worden bijgestaan. Ook worden vaak collega-zorgverleners als tolk ingezet.
Ruimere regeling
Tot 2012 was er een ruime vergoeding. Daarna heeft het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport de tolkenvergoeding beperkt tot drie specifieke groepen: slachtoffers van mensenhandel, asielzoekers in opvangcentra en vrouwen die in de maatschappelijke opvang verblijven. Dat moest een besparing opleveren van 19 miljoen euro. De KNMG wil bij minister Schippers aandringen op een ruimere regeling. Om patiënten goed te kunnen behandelen is het nu eenmaal cruciaal dat arts en patiënt elkaar goed begrijpen. Dit is met name voor de jeugdgezondheidszorg en de huisartsenzorg noodzakelijk, zo blijkt uit het onderzoek.